C-197/03 - Commission v Italy

Printed via the EU tax law app / web





Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 mei 2006 – Commissie / Italië

(Zaak C‑197/03)

„Niet-nakoming – Richtlijn 69/335/EEG – Artikelen 10 en 12 – Indirecte belastingen op bijeenbrengen van kapitaal – Beginselen van gemeenschapsrecht inzake terugbetaling van onverschuldigd betaalde”

1.                     Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Indirecte belastingen op bijeenbrengen van kapitaal (Richtlijn 69/335 van de Raad, art. 10 en 12, lid 1, sub e) (cf. punten 35‑39 en dictum)

2.                     Gemeenschapsrecht - Rechtstreekse werking - Nationale belastingen die onverenigbaar zijn met gemeenschapsrecht – Teruggaaf (cf. punten 43‑46 en dictum)

Voorwerp

Niet-nakoming – Schending van artikel 10, sub c, van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (PB L 249, blz. 25) – Nationale wet waarbij met terugwerkende kracht een jaarlijkse forfaitaire heffing op de inschrijving van andere vennootschapsakten dan de oprichtingsakte wordt ingevoerd, en waarbij in een regeling inzake de terugbetaling van de jaarlijkse heffing op de inschrijving van de oprichtingsakte van vennootschappen wordt voorzien, die discriminerend en restrictief is

Dictum

1)         De Italiaanse Republiek is de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 10 en 12, lid 1, sub e, van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, en krachtens de door het Hof ontwikkelde beginselen inzake de terugbetaling van het onverschuldigd betaalde, door heffingen met terugwerkende kracht in te voeren die geen toegestane rechten met het karakter van een vergoeding zijn, wanneer de inschrijvingen in het ondernemingsregister waarvoor zij zijn geïnd, reeds aanleiding hebben gegeven tot de inning van heffingen die worden geacht door de heffingen met terugwerkende kracht te zijn vervangen, maar die aan degenen die ze hebben voldaan niet kunnen worden terugbetaald, of wanneer deze heffingen met terugwerkende kracht betrekking hebben op jaren waarin geen inschrijving in het register heeft plaatsgevonden die hun inning rechtvaardigt, en door bepalingen vast te stellen die aan de teruggaaf van een belasting die bij een arrest van het Hof in strijd of onverenigbaar met het gemeenschapsrecht is verklaard, voorwaarden verbinden die specifiek op die belasting betrekking hebben en ongunstiger zijn dan die welke anders op de teruggaaf van de betrokken belasting zouden worden toegepast.

2)         Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)         De Italiaanse Republiek zal drie vierden van alle kosten dragen. De Commissie van de Europese Gemeenschappen zal het overige vierde dragen.