C-10/08 - Commissie/Finland

Printed via the EU tax law app / web





Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 maart 2009 – Commissie / Finland

(Zaak C‑10/08)

„Belastingheffing in Finland op uit andere lidstaten ingevoerde gebruikte voertuigen – Overeenstemming van nationale regeling met artikel 90, eerste alinea, EG, Zesde btw-richtlijn en richtlijn 2006/112/EG”

1.                     Fiscale bepalingen – Binnenlandse belastingen – Belasting op ingevoerde gebruikte voertuigen (Art. 90, eerste alinea, EG) (cf. punten 26‑32)

2.                     Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Aftrek van voorbelasting (Art. 90, eerste alinea, EG; richtlijnen van de Raad 77/388, art. 17, lid 1 en 2, en 2006/112, art. 167 en 168) (cf. punten 34‑37)

3.                     Fiscale bepalingen – Binnenlandse belastingen – Belasting op ingevoerde gebruikte voertuigen (Art. 90, eerste alinea, EG) (cf. punten 42‑45)

Voorwerp

Niet-nakoming – Schending van artikel 90 EG en artikel 17, leden 1 en 2, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1), thans de artikelen 167 en 168 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) – Nationale wettelijke regeling die voorziet in belasting over de toegevoegde waarde over de motorrijtuigenbelasting alsook in het recht om het overeenkomstige bedrag in mindering te brengen op de verschuldigde belasting over de toegevoegde waarde – Toepassing van dezelfde fiscale waarde voor voertuigen van minder dan drie maanden oud als voor nieuwe voertuigen – Toepassing van een waardevermindering van 0,8 % per maand voor voertuigen van minder dan zes maanden oud wanneer er op de nationale markt geen gelijkwaardige voertuigen voorhanden zijn

Dictum

1)

Door toe te staan dat de belasting bedoeld in § 5 van de autoverolaki (1482/1994) (wet nr. 1482/1994 over de motorrijtuigenbelasting) van 29 december 1994 overeenkomstig § 102, eerste alinea, punt 4, van de arvonlisäverolaki (1501/1993) (wet nr. 1501/1993 betreffende de belasting over de toegevoegde waarde) van 30 december 1993 wordt afgetrokken van de belasting over de toegevoegde waarde, is de Republiek Finland de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 90, eerste alinea, EG en artikel 17, leden 1 en 2, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, thans de artikelen 167 en 168 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

2)

Door bij de motorrijtuigenbelasting voor voertuigen van minder dan drie maanden oud dezelfde belastbare waarde te hanteren als voor nieuwe voertuigen, is de Republiek Finland de verplichtingen niet nagekomen die krachtens artikel 90, eerste alinea, EG op haar rusten.

3)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

4)

De Republiek Finland draagt, naast haar eigen kosten, drievierde van de kosten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

5)

De Commissie van de Europese Gemeenschappen draagt haar eigen kosten voor het overige.