C-156/08 - Vollkommer

Printed via the EU tax law app / web





Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 27 november 2008 – Vollkommer / Finanzamt Hannover-Land I

(Zaak C‑156/08)

„Artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering – Zesde btw-richtlijn – Artikel 33, lid 1 – Begrip ‚omzetbelasting’ – Recht van overgang geheven over onroerende zaken”

Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Verbod op heffing van andere nationale belastingen die karakter van omzetbelasting bezitten (Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 33) (cf. punten 32‑35 en dictum)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Niedersächsisches Finanzgericht – Uitlegging van artikel 33, lid 1, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) en van artikel 401 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) – Opneming in de berekeningsgrondslag van het recht van overgang over onroerende zaken („Grunderwerbsteuer”) van aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen toekomstige bouwprestaties, wanneer de aankoop zowel de verkrijging van de bouwgrond als de bouwprestaties omvat

Dictum

Artikel 33 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 91/680/EEG van de Raad van 16 december 1991, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling zich niet ertegen verzet dat een lidstaat toekomstige bouwprestaties in het kader van de verwerving van een onbebouwd perceel mede opneemt in de berekeningsgrondslag van belastingen op overgang en transacties met betrekking tot onroerende zaken zoals de in het Duitse recht voorziene „Grunderwerbsteuer”, en aldus een handeling die krachtens voornoemde richtlijn aan de belasting over de toegevoegde waarde is onderworpen, mede aan deze andere belastingen onderwerpt, mits laatstgenoemde belastingen niet het karakter van omzetbelasting hebben.