C-292/09 - Calestani en Lunardi

Printed via the EU tax law app / web





Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 13 januari 2010 – Calestani en Lunardi/Agenzia delle Entrate – Ufficio di Parma

(Gevoegde zaken C‑292/09 en C‑293/09)

„Prejudiciële verwijzing – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

1.                     Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen – Bevoegdheid van nationale rechter – Vaststelling en beoordeling van feiten van geding – Noodzaak van prejudiciële vraag en relevantie van gestelde vragen – Beoordeling door nationale rechter (Art. 234 EG) (cf. punten 18‑19)

2.                     Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Vragen gesteld zonder voldoende precisering van juridische en feitelijke context (Art. 234 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23) (cf. punten 20‑29)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Commissione tributaria provinciale di Parma – Uitlegging van art. 13 B, sub c, van richtlijn 77/388/EEG: Zesde Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) – Vrijstelling van leveringen van goederen die uitsluitend voor een vrijgestelde activiteit worden gebruikt of die zijn uitgesloten van het recht op aftrek – Nationale wettelijke regeling die vrijstelling uitsluit

Dictum

 

De door de Commissione tributaria provinciale di Parma (Italië) bij beslissingen van 9 en 17 juni 2009 ingediende verzoeken om een prejudiciële beslissing zijn kennelijk niet-ontvankelijk.