C-435/15 - GROFA

Printed via the EU tax law app / web

ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

22 maart 2017 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Indeling van de goederen – Videocameraopnametoestellen – Gecombineerde nomenclatuur – Onderverdelingen 8525 80 30, 8525 80 91 en 8525 80 99 – Toelichtingen – Uitlegging – Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1249/2011 en (EU) nr. 876/2014 – Uitlegging – Geldigheid”

In de gevoegde zaken C‑435/15 en C‑666/15,

betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Finanzgericht Hamburg (belastingrechter Hamburg, Duitsland) (C‑435/15) en de rechtbank Noord-Holland (Nederland) (C‑666/15) bij beslissing van 19 juni 2015 en beslissing van 8 december 2015, ingekomen bij het Hof op respectievelijk 10 augustus 2015 en 14 december 2015, in de procedures

GROFA GmbH

tegen

Hauptzollamt Hannover (C‑435/15),

en

X,

GoPro Coöperatief UA

tegen      

Inspecteur van de Belastingdienst/Douane kantoor Rotterdam Rijnmond (C‑666/15),

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: E. Juhász, kamerpresident, K. Jürimäe en C. Lycourgos (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        GROFA GmbH, vertegenwoordigd door G. Eder, Rechtsanwalt,

–        X en GoPro Coöperatief UA, vertegenwoordigd door H. de Bie, advocaat,

–        het Hauptzollamt Hannover, vertegenwoordigd door T. Röper als gemachtigde,

–        de Nederlandse regering, vertegenwoordig door M. K. Bulterman en M. A. M. de Ree als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door B.‑R. Killmann, A. Caeiros en P. Vanden Heede als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen ten eerste de uitlegging, en in voorkomend geval de geldigheid, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2011 van de Commissie van 29 november 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB 2011, L 319, blz. 39) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 876/2014 van de Commissie van 8 augustus 2014 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB 2014, L 240, blz. 12), en ten tweede de uitlegging van de tariefonderverdelingen 8525 80 30, 8525 80 91 en 8525 80 99 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”) in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), in de versies die voortvloeien uit achtereenvolgens uitvoeringsverordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011 (PB 2011, L 282, blz. 1, en rectificatie PB 2011, L 290, blz. 6), uitvoeringsverordening (EU) nr. 927/2012 van de Commissie van 9 oktober 2012 (PB 2012, L 304, blz. 1) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 (PB 2013, L 290, blz. 1).

2        Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van een geding tussen GROFA GmbH en het Hauptzollamt Hannover (hoofdkantoor van de douane te Hannover, Duitsland; hierna: „Hauptzollamt”) (C‑435/15) en een geding tussen X en GoPro Coöperatief UA en de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane kantoor Rotterdam Rijnmond (Nederland) (C‑666/15), waarbij het in beide gevallen gaat om de tariefindeling van actiecamera’s voor het maken van video-opnames tijdens sportactiviteiten.

 Toepasselijke bepalingen

3        Uit de aan het Hof overgelegde stukken blijkt dat de versies van de GN die van toepassing zijn op de feiten in de hoofdgedingen die zijn welke betrekking hebben op de jaren 2012, 2013 en 2014 en voortvloeien uit respectievelijk de uitvoeringsverordeningen nr. 1006/2011, nr. 927/2012 en nr. 1001/2013. De bepalingen van de GN die van toepassing zijn op de hoofdgedingen zijn echter gelijk gebleven in de opeenvolgende versies van de GN.

4        Het tweede deel van de GN, met als opschrift „Tabel der rechten”, omvat een afdeling XVI met daaronder met name hoofdstuk 85, met als opschrift „Machines, toestellen en elektrotechnisch materieel, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen”.

5        Aantekening 3 onder het opschrift van die afdeling luidt als volgt:

„Voor zover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.”

6        Hoofdstuk 85 van de GN omvat de volgende posten en onderverdelingen:

„8525

Zendtoestellen voor radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera’s, digitale fototoestellen en videocameraopnametoestellen:

[...]

[...]

8525 80

‐ televisiecamera’s, digitale fototoestellen en videocameraopnametoestellen

[...]

[...]

8525 80 30

‐ ‐ digitale fototoestellen


‐ ‐ videocameraopnametoestellen:

8525 80 91

‐ ‐ ‐ enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid

8525 80 99

‐ ‐ ‐ andere”


7        Overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), eerste streepje, en artikel 10 van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB 2000, L 28, blz. 16), stelt de Europese Commissie, bijgestaan door het Comité douanewetboek, ten behoeve van de toepassing van de GN in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, de maatregelen voor de indeling van goederen vast. De uitvoeringsverordeningen nr. 1249/2011 en nr. 876/2014 zijn vastgesteld op grond van de eerste van deze bepalingen.

8        De bijlage bij uitvoeringsverordening nr. 1249/2011, vastgesteld krachtens artikel 9, lid 1, onder a), van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 254/2000, deelt in de GN de goederen waarnaar wordt verwezen in de eerste kolom van de tabel in onder de code die met betrekking tot die goederen is aangegeven in de tweede kolom van deze tabel. Wat onderverdeling 8525 80 99 van de GN betreft, bepaalt deze tabel het volgende:

„Een draagbaar, op batterijen werkend apparaat voor het opnemen en vastleggen van videobeelden, met afmetingen van ongeveer 10 × 5,5 × 2 cm (zogenoemde zakformaat-videorecorder), bestaande uit:

‐ een cameralens en een digitale zoom,

‐ een microfoon,

‐ een luidspreker,

‐ een scherm met vloeibare kristallen (LCD) met een beeldschermdiagonaal van ongeveer 5 cm (2 inches),

‐ een microprocessor,

‐ een geheugen van 2 GB, en

‐ USB‑ en AV‑interfaces.

Het apparaat kan alleen videobestanden vastleggen en opnemen in MPEG4-AVI formaat. Videobeelden worden opgenomen met een resolutie van 640 × 480 pixels bij 30 beelden per seconde gedurende maximaal 2 uur.

De met het apparaat opgenomen videobeelden kunnen worden overgebracht naar een automatische gegevensverwerkende machine via de USB-interface, zonder wijziging van het formaat van de videobestanden, ofwel naar een digitale videorecorder, een monitor of een televisietoestel, via de AV‑interface.

Videobestanden kunnen van een automatische gegevensverwerkende machine naar het apparaat worden overgebracht via de USB-interface.

8525 80 99

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de [GN] en de bewoordingen van de GN‑codes 8525, 8525 80 en 8525 80 99.

Omdat het apparaat alleen videobeelden kan opnemen, is indeling als een digitale camera onder GN‑code 8525 80 30 uitgesloten. Gezien zijn kenmerken is het apparaat een videocameraopnametoestel.

Omdat het apparaat videobestanden kan opnemen van andere bronnen dan de ingebouwde televisiecamera, is indeling onder GN‑code 8525 80 91 als videocameraopnametoestellen enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid, uitgesloten.

Het moet daarom worden ingedeeld onder GN‑code 8525 80 99 als andere videocameraopnametoestellen.”


9        De bijlage bij uitvoeringsverordening nr. 876/2014, vastgesteld krachtens artikel 9, lid 1, onder a), van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 254/2000, deelt in de GN de goederen waarnaar wordt verwezen in de eerste kolom van de tabel in onder de code die met betrekking tot die goederen is aangegeven in de tweede kolom van deze tabel. Met betrekking tot onderverdeling 8525 80 99 bepaalt deze tabel het volgende:

„Een draagbaar, op batterijen werkend toestel voor het opnemen en vastleggen van stilstaande beelden en videobeelden (een zogenoemde ,actiecamera’) met afmetingen van ongeveer 6 × 4 × 2 cm en een gewicht van ongeveer 74 g, bestaande uit:

— een ultragroothoek-cameralens,

— een lcd-statusindicator,

— een micro-usb‑ en een micro-HDMI-interface,

— een slot voor een micro-SD-kaart,

— ingebouwde wifi,

— een poort voor optionele accessoires.


Het toestel beschikt niet over een zoom, zoeker of een scherm om opgenomen beelden te bekijken. Het toestel is niet ontworpen om in de hand te houden, maar om bijvoorbeeld op een helm te installeren. Het is bedoeld om te worden gebruikt voor het vastleggen van dynamische impressies van de omgeving tijdens buitenactiviteiten, zoals fietsen, surfen en skiën. De videokwaliteit kan worden aangepast, variërend van 848 × 480 tot en met 1 920 × 1 080 pixels.

Stilstaande beelden kunnen alleen met een kwaliteit van 5,0 megapixels worden opgenomen. De kwaliteit van stilstaande beelden (zoals beeldscherpte, kleur en objectsamenstelling) kan niet op het toestel worden aangepast.

Het toestel kan videobestanden in MPEG4-formaat opnemen en vastleggen. De maximale resolutie voor de video-opname is 1 920 × 1 080 pixels bij 30 beelden per seconde voor een onafgebroken periode van maximaal 3 uur met een volledig opgeladen batterij. Het vastleggen kan alleen door de gebruiker worden stopgezet. De vastgelegde beelden worden in aparte bestanden van elk ongeveer 15 minuten opgenomen.

Zoals het toestel is aangeboden, heeft het de mogelijkheid om bestanden van een automatische gegevensverwerkende machine naar het apparaat over te brengen via de usb-interface.

8525 80 99

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de [GN], aantekening 3 op afdeling XVI en de bewoordingen van de GN‑codes 8525, 8525 80 en 8525 80 99.

Gelet op de objectieve kenmerken van het toestel, zoals zijn beperkte omvang en gewicht, het feit dat het bijvoorbeeld op een helm moet worden geïnstalleerd en zijn capaciteit om gedurende een onafgebroken periode van maximaal 3 uur beelden op te kunnen nemen, is de hoofdfunctie van de camera het vastleggen van videobeelden.

Hoewel het toestel het ontwerp heeft van een digitale camera, kan het gedurende een onafgebroken periode van maximaal 3 uur beelden opnemen met een kwaliteit van minstens 800 × 600 pixels bij 30 beelden per seconde. Het vastleggen wordt na 30 minuten niet automatisch uitgeschakeld (zie ook de GN‑toelichtingen op onderverdelingen 8525 80 30, 8525 80 91 en 8525 80 99). Het feit dat de vastgelegde beelden in aparte bestanden van elk ongeveer 15 minuten worden opgenomen, heeft geen invloed op de capaciteit van de camera om ononderbroken beelden op te kunnen nemen. Indeling onder onderverdeling 8525 80 30 als digitale fototoestellen is daarom uitgesloten.

Omdat het toestel videobestanden kan opnemen van andere bronnen dan de ingebouwde cameralens, is indeling onder GN‑code 8525 80 91 als videocameraopnametoestellen enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid, uitgesloten.

Het toestel moet daarom worden ingedeeld onder GN‑code 8525 80 99 als andere videocameraopnametoestellen.”


10      De GN‑toelichtingen (PB 2011, C 137, blz. 1) hebben betrekking op de GN in de versie ervan die voortvloeit uit verordening (EU) nr. 861/2010 van de Commissie van 5 oktober 2011 (PB 2010, L 284, blz. 1). De tekst van post 8525, alsmede van de onderverdelingen 8525 80 30, 8525 80 91 en 8525 80 99 van de GN, is echter gelijkluidend in de verordeningen nr. 861/2010, nr. 1006/2011, nr. 927/2012 en nr. 1001/2013. De GN‑toelichtingen met betrekking tot die posten en onderverdelingen luiden als volgt:

„8525

Zendtoestellen voor radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera’s, digitale fototoestellen en videocameraopnametoestellen

[...]

[...]

[...]

8525 80 30

Digitale fototoestellen

Digitale fototoestellen (camera’s) van deze onderverdeling zijn altijd geschikt voor de opname van stilstaand beeld op een intern geheugen of een verwisselbare drager.

De meeste digitale fototoestellen (camera’s) van deze onderverdeling hebben het ontwerp van een traditionele camera en hebben geen inklapbare zoeker.

Deze digitale fototoestellen (camera’s) kunnen ook filmbeelden opnemen.

Zij blijven onder deze onderverdeling ingedeeld tenzij zij, gebruikmakend van de maximale opslagcapaciteit, in staat zijn om 30 of meer minuten video in één opname op te nemen met een resolutie van 800 x 600 pixels (of hoger) bij 23 beelden per seconde (of hoger).

Vergeleken met videocameraopnametoestellen van onderverdelingen 8525 8091 en 8525 8099 bieden veel digitale fototoestellen (wanneer ze als videocameraopnametoestellen gebruikt worden) niet de mogelijkheid om tijdens de video-opname gebruik te maken van een optische zoomfunctie. Sommige digitale fototoestellen stoppen de video-opname na een bepaalde tijd, ongeacht de beschikbare opslagcapaciteit.

8525 80 91

en

8525 80 99

Videocameraopnametoestellen


Videocameraopnametoestellen van deze onderverdeling kunnen altijd filmbeelden opnemen op een intern geheugen of een verwisselbare drager.

In het algemeen hebben videocameraopnametoestellen van deze onderverdeling een andere vormgeving dan digitale fototoestellen van onderverdeling 8525 80 30. Ze hebben vaak een inklapbare zoeker en worden vaak samen met een afstandsbediening aangeboden. Zij beschikken altijd over een optische zoomfunctie die tijdens de video-opname kan worden gebruikt.

Deze videocameraopnametoestellen hebben de mogelijkheid om stilstaand beeld op te nemen.

Digitale fototoestellen zijn van deze onderverdeling uitgesloten als zij, gebruikmakend van de maximale opslagcapaciteit, niet in staat zijn om 30 of meer minuten video in één opname op te nemen met een resolutie van 800 x 600 pixels (of hoger) bij 23 beelden per seconde (of hoger).

8525 80 99

Andere

Deze onderverdeling omvat videocameraopnametoestellen (zogenaamde ‚camcorders’) waarmee niet alleen door de camera geregistreerde beelden en geluid kunnen worden opgenomen, maar ook signalen van externe bronnen, bijvoorbeeld dvd-spelers, automatische gegevensverwerkende apparaten of televisieontvangtoestellen. De aldus opgenomen beelden kunnen met een extern televisieontvangtoestel of beeldscherm worden weergegeven.

Videocamera’s (zogenaamde ‚camcorders’), waarbij de video-ingang is afgedekt door middel van een plaatje of op andere wijze, of waarin de video-interface achteraf met behulp van programmatuur kan worden geactiveerd als video-ingang, behoren eveneens tot deze onderverdeling. Deze toestellen zijn ontworpen om televisieprogramma’s of andere van buitenaf inkomende signalen op te nemen.

‚Camcorders’ waarmee alleen de door de camera geregistreerde beelden opgenomen en door een extern televisieontvangtoestel of beeldscherm weergegeven kunnen worden, vallen onder onderverdeling 8525 80 91.”

 Hoofdgedingen en prejudiciële vragen

 Zaak C‑435/15

11      GROFA is een importeur van de camera’s van de fabrikant GoPro Coöperatief, dit zijn op batterijen werkende elektronische toestellen die in het bijzonder geschikt zijn om sport‑ en vrijetijdsactiviteiten vast te leggen. Het hoofdgeding betreft drie modellen camera’s uit de serie GoPro Hero 3 Black Edition (hierna: „litigieuze camera’s in zaak C‑435/15”).

12      Volgens de verwijzende rechter beschikken de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 over een LCD-scherm, maar niet over een zoeker. Deze camera’s hebben verschillende fotofuncties en beschikken over een primelens. Het geluid en het beeld die door de lens en ingebouwde microfoon worden opgenomen, worden in bestandsformaat MP4 H.264 opgeslagen op een losse geheugenkaart. Deze camera’s hebben geen digitale zoom, en ook geen luidspreker of een geïntegreerd intern geheugen. De software van de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 codeert de opgenomen gegevens zodanig dat het mogelijk is een onderscheid te maken tussen de bestanden die deze camera’s zelf aanmaken en die welke uit externe bronnen afkomstig zijn.

13      Die camera’s kunnen in één keer tot 120 minuten aan video opnemen van 30 beelden per seconden bij een resolutie van ten minste 1 920 x 1 080 pixels. Videobeelden van meer dan 26 minuten en drie seconden worden opgeslagen op meerdere MP4 H.264 bestanden, elk met een duur van maximaal 26 minuten en drie seconden. De persoon die de opname bekijkt bemerkt evenwel niets van de overgang van het ene bestand naar het andere.

14      De litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 beschikken over een slot voor geheugenkaarten, een micro-HDMI-poort, een mini-USB-poort waarop een samengestelde A/C‑kabel past en een micro-stereoadapter van 3,5 mm, alsook over geïntegreerde wifi en een HERO-poort.

15      Via de simplex-HDMI-poort en de simplexverbinding met een samengestelde A/C‑kabel kunnen de op de geheugenkaart opgeslagen beeld‑ en videobestanden worden vertoond op een televisie of een computerscherm.

16      Dankzij duplex-wifi kunnen de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 via een radioverbinding op afstand worden bediend door een tablet of een smartphone waarop de gegevens worden weergegeven die op de geheugenkaart zijn opgeslagen. Met de wifi-interface is het niet mogelijk videobestanden op te nemen. Alleen de beeld‑ en videobestanden die door deze camera’s zijn opgenomen en op de geheugenkaart zijn opgeslagen, kunnen worden weergegeven. Bestanden die van andere bronnen afkomstig zijn, worden door die camera’s niet ondersteund en zorgen ervoor dat op de monitor of het scherm de boodschap „File not supported” verschijnt.

17      Via de mini-USB-poort kunnen de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 worden aangesloten op een computer die de geheugenkaart van deze camera’s herkent als een externe harde schijf. Met voor MP4 geschikte afspeelsoftware van de computer kunnen de beeld‑ en videobestanden die zich op de geheugenkaart bevinden, worden weergegeven op een scherm dat is aangesloten op de computer. De beeld‑ of videobestanden op de geheugenkaart van de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 kunnen ook worden opgeslagen op een computer en omgekeerd kunnen gegevens op een computer worden overgezet op de geheugenkaart van deze camera’s. Dit opslagproces verloopt via een softwaretoepassing voor het beheer van computerbestanden. In dit geval kunnen die camera’s niet worden gebruikt. Er bestaan geen andere mogelijkheden om beeld en video op de geheugenkaart van die camera’s op te slaan.

18      Op 5 december 2012 heeft GROFA het Hauptzollamt om een bindende tariefinlichting (hierna: „bti”) gevraagd, waarbij zij voorstelde om de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 in te delen onder GN‑onderverdeling 8525 80 91.

19      Bij bti van 21 januari 2013 heeft het Hauptzollamt de camera’s ingedeeld onder tariefonderverdeling 8525 80 99 van de GN. Op 22 februari 2013 heeft GROFA een bezwaar ingediend tegen deze bti, waarbij zij ditmaal verzocht om indeling onder tariefonderverdeling 8525 80 30 van de GN. Bij besluit van 20 augustus 2014 heeft het Hauptzollamt GROFA’s bezwaar verworpen en geoordeeld dat de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 multifunctionele machines waren in de zin van aantekening 3 op afdeling XVI van de GN, waarvan de hoofdfunctie die van een videocameraopnametoestel is. Volgens het Hauptzollamt moeten deze camera’s als „andere” videocameraopnametoestellen worden ingedeeld onder tariefonderverdeling 8525 80 99 van de GN. Het Hauptzollamt heeft zich in de eerste plaats gebaseerd op de GN‑toelichtingen op post 8525 van de GN, op grond waarvan multifunctionele, digitale fototoestellen niet als digitale fototoestellen kunnen worden ingedeeld wanneer zij bij het gebruik van de maximale geheugencapaciteit één video van ten minste 30 minuten van 23 (of meer) beelden per seconden met een resolutie van 800 x 600 (of meer) pixels kunnen opnemen. Dat zou het geval zijn bij de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15. Het feit dat de videobeelden vanaf 26 minuten en vier seconden in meerdere bestanden op de geheugenkaart worden opgeslagen, heeft volgens het Hauptzollamt geen enkel gevolg voor de totale opnameduur. In de tweede plaats heeft het geoordeeld dat het feit dat deze camera’s videobestanden met geluid die via de USB-poort door een externe bron zijn overgebracht, kunnen opslaan, eigen is aan het opnemen van beeld en geluid in de zin van tariefonderverdeling 8525 80 99 van de GN.

20      GROFA heeft bij de verwijzende rechter een beroep ingediend met het verzoek de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 in te delen onder GN‑onderverdeling 8525 80 30 of, subsidiair, onder GN‑onderverdeling 8525 80 91 als videocameraopnametoestellen die niet zelfstandig in staat zijn signalen van externe bronnen op te nemen.

21      De verwijzende rechter vraagt zich in de eerste plaats af of uitvoeringsverordening nr. 1249/2011, die de „zakformaat-videorecorder” indeelt onder GN‑onderverdeling 8525 80 99, naar analogie kan worden toegepast in deze zaak.

22      Voor het geval uitvoeringsverordening nr. 1249/2011 naar analogie van toepassing is, stelt de verwijzende rechter vragen bij de geldigheid van die verordening, aangezien volgens de bijlage erbij een camera die „videobestanden kan opnemen van andere bronnen dan de ingebouwde televisiecamera”, omdat „videobestanden [...] van een automatische gegevensverwerkende machine naar het apparaat [kunnen] worden overgebracht via de USB-interface”, als „andere videocameraopnametoestellen” zou moeten worden ingedeeld onder GN‑onderverdeling 8525 80 99. Volgens de verwijzende rechter is een dergelijke uitlegging van het begrip „andere opnamemogelijkheid” in de zin van GN‑onderverdeling 8525 80 99 niet verenigbaar met de rechtspraak van het Hof, op grond waarvan het opnameproces door het videocameraopnametoestel zelf moet worden aangestuurd.

23      In de tweede plaats is de verwijzende rechter van oordeel dat uitvoeringsverordening nr. 876/2014, die „actiecamera’s” indeelt onder GN‑onderverdeling 8525 80 99, naar analogie van toepassing zou kunnen zijn op de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15. Hij twijfelt echter ook over de geldigheid van deze verordening, aangezien ten eerste de bijlage bij die verordening bepaalt dat het overbrengen van gegevens van een automatische gegevensverwerkende machine naar de camera wordt beschouwd als „opnamemogelijkheid”, waardoor een indeling onder GN‑onderverdeling 8525 80 91 in strijd met de rechtspraak van het Hof is uitgesloten, en ten tweede uitvoeringsverordening nr. 876/2014 geen rekening houdt met het feit dat de bedoelde camera’s geen videobestanden kunnen weergeven die via een aangesloten monitor van externe bronnen afkomstig zijn, hetgeen in strijd is met het gestelde in de toelichtingen op de GN bij GN‑onderverdeling 8525 80 99.

24      In de derde plaats wenst de verwijzende rechter subsidiair te vernemen of de relevante toelichtingen op de GN in de weg staan aan de indeling van de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 onder de GN‑onderverdelingen 8525 80 91 en 8525 80 99, gegeven het feit dat zodra de op die camera’s opgenomen videogegevens 26 minuten en vier seconden of langer duren, zij niet in één enkel bestand worden opgeslagen, hetgeen afbreuk zou kunnen doen aan de capaciteit van die camera’s om onafgebroken video’s op te nemen in de zin van deze toelichtingen.

25      In de vierde plaats wenst de verwijzende rechter subsidiair te vernemen wat de gevolgen zouden zijn voor de indeling van de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 van het feit dat die camera’s signalen van externe bronnen opnemen, maar deze signalen niet via een externe monitor of een externe televisie kunnen weergeven. In dit verband merkt hij op dat de GN‑toelichtingen bij GN‑onderverdeling 8525 80 99 aangeven dat de opgenomen beelden moeten kunnen worden weergegeven via een extern televisietoestel of een externe monitor.

26      Daarop heeft het Finanzgericht Hamburg (belastingrechter Hamburg, Duitsland) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      a)      Is uitvoeringsverordening nr. 1249/2011 naar analogie toepasselijk op de producten die voorwerp vormen van het hoofdgeding (‚GoPro Hero3 Black Edition’, ‚Black Edition Surf’ en ‚Black Edition Motorsport’)?

b)      Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord: is uitvoeringsverordening nr. 1249/2011 geldig?

2)      Indien de eerste vraag, onder a) of onder b), ontkennend wordt beantwoord:

a)      is uitvoeringsverordening nr. 876/2014 naar analogie toepasselijk op de producten die voorwerp vormen van het hoofdgeding?

b)      indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord: is uitvoeringsverordening nr. 876/2014 geldig?

3)      Indien de eerste vraag, onder a) of onder b), ontkennend wordt beantwoord: moeten de toelichtingen van de Commissie op onderverdeling 8525 80 30 en onderverdelingen 8525 80 91 en 8525 80 99 van de GN aldus worden uitgelegd dat er ook van ‚één opname van 30 minuten of meer’ sprake is wanneer de videobeelden in aparte bestanden, elk met een duur van minder dan 30 minuten, worden vastgelegd, en wanneer de kijker bij het afspelen van de opname de overgang tussen de bestanden niet kan opmerken?

4)      Indien de eerste vraag, onder a) of onder b), ontkennend en de tweede vraag, onder a) en onder b), en de derde vraag bevestigend worden beantwoord: staat aan de indeling onder GN‑onderverdeling 8525 80 99 van videocameraopnametoestellen die signalen van externe bronnen kunnen opnemen, in de weg dat zij deze signalen niet via een extern televisietoestel of een externe monitor kunnen weergeven?”

 Zaak C‑666/15

27      Het verzoek om een prejudiciële beslissing is ingediend in het kader van een geding betreffende vijf zaken tussen twee ondernemingen, X en GoPro Coöperatief, en de Nederlandse douane over meerdere bti’s met betrekking tot vijf typen camera’s van het merk GoPro Hero, waarbij deze worden ingedeeld onder GN‑onderverdeling 8525 80 91 of GN‑onderverdeling 8525 80 99.

28      De vijf zaken betreffen camera’s van het type GoPro Hero 3 Silver Edition, GoPro Hero 3 + Silver Edition, GoPro Hero 4 Silver Edition, GoPro Hero 4 Black Edition en GoPro Hero (hierna: „litigieuze camera’s in zaak C‑666/15”).

29      Wat de camera van het type GoPro Hero 3 Silver Edition betreft, vraagt een van de verzoeksters in het hoofdgeding om indeling ervan onder GN‑onderverdeling 8525 80 30 of, subsidiair, onder GN‑onderverdeling 8525 80 91, terwijl de nationale douane betoogt dat die camera moet worden ingedeeld onder GN‑onderverdeling 8525 80 99. Met betrekking tot de andere litigieuze camera’s in zaak C‑666/15, vragen verzoeksters in het hoofdgeding om indeling ervan onder GN‑onderverdeling 8525 80 30, terwijl de nationale douane aanvoert dat die camera’s moeten worden ingedeeld onder GN‑onderverdeling 8525 80 91.

30      Volgens de verwijzende rechter is niet in geschil dat de litigieuze camera’s in zaak C‑666/15 langer dan 30 minuten in de „video record”-modus kunnen worden ingeschakeld voor het opnemen met een resolutie van 800 x 600 pixels (of hoger) bij 23 beelden per seconde (of hoger). In dit verband geeft hij aan dat een opname van langer dan 30 minuten door deze camera’s wordt opgeslagen in verschillende videobestanden, die bij het afspelen ervan als afzonderlijke bestanden worden onderkend. Het afspelen stopt aan het einde van ieder bestand. De gebruiker moet een nieuw bestand aanklikken en op „play” drukken om het volgende bestand af te spelen. De verwijzende rechter voegt hieraan toe dat deze camera’s slechts bestanden kunnen afspelen die door de camera’s zelf zijn opgenomen. Bovendien is in de bij alle litigieuze camera’s in zaak C‑666/15 behorende gebruiksaanwijzingen opgenomen dat zij over een „looping”-optie beschikken, waarmee zij langer dan 30 minuten kunnen opnemen, alvorens met een nieuwe video te starten die over de vorige video heen opneemt („overwriting”).

31      De verwijzende rechter merkt verder op dat het voor de tariefindeling van de litigieuze camera’s in zaak C‑666/15 in het bijzonder van belang is of de camera enkel de mogelijkheid heeft om het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid op te nemen en of deze camera één opname van 30 minuten of meer kan opnemen.

32      Daarop heeft de rechtbank Noord-Holland de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)      Moeten de toelichtingen van de Commissie op onderverdeling 8525 80 30 en onderverdelingen 8525 80 91 en 8525 80 99 van de [GN] aldus worden uitgelegd dat er ook van ‚één opname van 30 minuten of meer’ sprake is wanneer de videobeelden gedurende langer dan 30 minuten door middel van de ‚video record’ mode worden opgenomen terwijl de videobeelden in aparte bestanden, elk met een duur van minder dan 30 minuten, worden vastgelegd en de kijker bij het afspelen ieder bestand met een duur van minder dan 30 minuten apart moet openen, maar de mogelijkheid bestaat om de beelden die zijn vervat in deze bestanden op een pc met behulp van de door GoPro geleverde software achter elkaar te zetten en zo als één videofilm, van meer dan 30 minuten, in één bestand op een pc vast te leggen?

2)      Staat aan de indeling onder GN‑onderverdeling 8525 80 99 van videocameraopnametoestellen die signalen van externe bronnen kunnen opnemen, in de weg dat zij deze signalen niet via een extern televisietoestel of een externe monitor kunnen weergeven, omdat deze videocameraopnametoestellen, bijvoorbeeld de GoPro Hero 3 Silver Edition, alleen bestanden kunnen afspelen op een extern beeldscherm of monitor die zij zelf hebben opgenomen via de lens?”

33      Bij beslissing van de president van het Hof van 27 januari 2016 zijn de zaken C‑435/15 en C‑666/15 gevoegd voor het arrest.

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag in zaak C‑435/15

34      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in zaak C‑435/15 in wezen te vernemen of uitvoeringsverordening nr. 1249/2011 aldus moet worden uitgelegd dat deze naar analogie toepasselijk is op producten met de eigenschappen van de litigieuze camera’s in die zaak en, indien dit zo is, of deze verordening geldig is.

35      Ten eerste moet worden opgemerkt dat volgens vaste rechtspraak een indelingsverordening een algemene strekking heeft daar zij niet voor één bepaalde marktdeelnemer geldt, maar van toepassing is op alle producten die identiek zijn aan het product dat door het Comité douanewetboek is onderzocht. Om in het kader van de uitlegging van een indelingsverordening de werkingssfeer daarvan vast te stellen, moet onder meer rekening worden gehouden met de motivering ervan (arrest van 15 december 2016, LEK, C‑700/15, EU:C:2016:959, punt 49).

36      In casu is uitvoeringsverordening nr. 1249/2011, die strekt tot indeling van „zakformaat-videorecorders” onder GN‑onderverdeling 8525 80 99, niet rechtstreeks toepasselijk op de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15. Deze camera’s zijn namelijk niet identiek aan de in die verordening bedoelde „zakformaat-videorecorders” daar zij, zoals de verwijzende rechter opmerkt, zich van die producten onderscheiden door met name hun capaciteit om foto’s te nemen en door het feit dat zij niet over een digitale zoom beschikken en ook niet over een luidspreker of een geïntegreerd intern geheugen.

37      Ten tweede moet worden opgemerkt dat volgens vaste rechtspraak van het Hof een indelingsverordening weliswaar niet rechtstreeks toepasselijk is op producten die niet identiek zijn aan, maar enkel vergelijkbaar met het product waarop die verordening betrekking heeft, maar op dergelijke producten wel naar analogie toepasselijk is (arrest van 22 september 2016, Kawasaki Motors Europe, C‑91/15, EU:C:2016:716, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak). De toepassing naar analogie van een indelingsverordening, zoals uitvoeringsverordening nr. 1249/2011, op producten die vergelijkbaar zijn met die waarop deze verordening betrekking heeft, is immers bevorderend voor een coherente uitlegging van de GN en voor de gelijke behandeling van de deelnemers aan het economisch verkeer (zie in die zin arrest van 13 juli 2006, Anagram International, C‑14/05, EU:C:2006:465, punt 32).

38      Om een indelingsverordening naar analogie toe te passen moeten de in te delen producten en de in die verordening bedoelde producten echter wel voldoende soortgelijk zijn (zie in die zin arrest van 19 februari 2009, Kamino International Logistics, C‑376/07, EU:C:2009:105, punt 67). In dit verband moet ook rekening worden gehouden met de motivering van die verordening (zie in die zin arresten van 13 juli 2006, Anagram International, C‑14/05, EU:C:2006:465, punt 34, en 4 maart 2015, Oliver Medical, C‑547/13, EU:C:2015:139, punt 58).

39      In casu is volgens de motivering in de derde kolom van de bijlage bij uitvoeringsverordening nr. 1249/2011 de indeling van „zakformaat-videorecorders” onder GN‑onderverdeling 8525 80 99 met name gerechtvaardigd omdat het apparaat „alleen videobestanden [kan] vastleggen en opnemen”. Hieruit blijkt dat de onmogelijkheid om foto’s vast te leggen een van de bepalende elementen vormt met betrekking tot de indeling die in deze verordening is gehanteerd. Uit de verwijzingsbeslissing in zaak C‑435/15 blijkt echter dat de litigieuze camera’s in deze zaak op dit punt verschillen van de „zakformaat-videorecorders”, die voorwerp zijn van uitvoeringsverordening nr. 1249/2011, aangezien met de camera’s foto’s kunnen worden gemaakt.

40      Daarnaast dient in herinnering te worden gebracht dat de bestemming van het product een objectief indelingscriterium kan zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product en de inherentie kan worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan (arresten van 20 juni 2013, Agroferm, C‑568/11, EU:C:2013:407, punt 41, en 4 maart 2015, Oliver Medical, C‑547/13, EU:C:2015:139, punt 47).

41      Uit de feitelijke vaststellingen van de verwijzende rechter blijkt dat de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 zijn ontwikkeld met als doel de gebruikers in staat te stellen hun sport‑ en spelactiviteiten te filmen, hetgeen vereist dat de gebruiker zich bijzonder vrij kan blijven bewegen. Hieruit volgt dat het primaire gebruik van die camera’s gemakkelijk kan worden onderscheiden van de „zakformaat-videorecorders” die worden bedoeld in uitvoeringsverordening nr. 1249/2011.

42      Aangezien de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 niet identiek zijn aan de producten die worden ingedeeld overeenkomstig uitvoeringsverordening nr. 1249/2011, en daar ook niet in voldoende mate vergelijkbaar mee zijn, is deze verordening niet op die camera’s toepasselijk. Derhalve behoeft de geldigheid van deze verordening niet te worden beoordeeld.

43      Gelet op de voorafgaande overwegingen dient op de eerste vraag in zaak C‑435/15 te worden geantwoord dat uitvoeringsverordening nr. 1249/2011 aldus moet worden uitgelegd dat deze uitvoeringsverordening niet naar analogie toepasselijk is op producten die de kenmerken hebben van de litigieuze camera’s in die zaak.

 Tweede vraag in zaak C‑435/15

44      Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in zaak C‑435/15 in wezen te vernemen of uitvoeringsverordening nr. 876/2014 aldus moet worden uitgelegd dat deze naar analogie toepasselijk is op producten die de kenmerken hebben van de litigieuze camera’s in die zaak en, indien dit zo is, of deze verordening geldig is.

45      Uitvoeringsverordening nr. 876/2014 strekt tot indeling van „actiecamera’s” onder GN‑onderverdeling 8525 80 99.

46      Uit de feitelijke vaststellingen van de verwijzende rechter blijkt dat de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 zich onderscheiden van de actiecamera’s waarop die verordening ziet, met name doordat zij zowel kunnen worden geïnstalleerd op een voorwerp, zoals een helm, als in de hand kunnen worden gehouden, minder lang kunnen opnemen, namelijk maximaal twee uur, maar wel met een hogere resolutie, foto’s van betere kwaliteit kunnen maken en de kwaliteit ervan kunnen controleren. Hieruit blijkt dat de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 niet identiek zijn aan de producten die onder uitvoeringsverordening nr. 876/2014 vallen.

47      Niettemin lijken deze producten, zowel wat de objectieve kenmerken en eigenschappen als het gebruik ervan betreft, erg op de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15. Zo zijn zowel de „actiecamera’s” in de zin van uitvoeringsverordening nr. 876/2014 als de litigieuze camera’s in de zin van zaak C‑435/15 klein van formaat en beperkt qua gewicht, beschikken zij niet over een zoom, een zoeker of een geïntegreerd intern geheugen, hebben zij een micro-HDMI-poort, een mini-USB-poort en een wifi-verbinding en kunnen er zowel foto’s mee worden gemaakt als video’s van meer dan 30 minuten mee worden opgenomen, die in beide gevallen evenwel worden opgeslagen in meerdere, aparte bestanden. Evenzo zijn deze beide type producten speciaal ontwikkeld om te kunnen worden gebruikt in het kader van sportieve activiteiten.

48      Hieruit volgt dat, volgens de rechtspraak waaraan is herinnerd in de punten 37 en 38 van dit arrest, uitvoeringsverordening nr. 876/2014 naar analogie toepasselijk is op de litigieuze camera’s in zaak C‑435/15 en bijgevolg de geldigheid van die verordening moet worden nagegaan.

49      Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd dat wanneer de indeling van een specifiek product in de GN moeilijkheden kan opleveren of tot controverse kan leiden, door de Commissie na advies van het Comité douanewetboek een uitvoeringsverordening, zoals in casu verordening nr. 876/2014, wordt vastgesteld. Volgens de rechtspraak van het Hof heeft de Raad van de Europese Unie de Commissie, die handelt in samenwerking met de douanedeskundigen van de lidstaten, een ruime beoordelingsbevoegdheid gelaten om de inhoud te preciseren van de tariefposten die voor de indeling van een bepaald goed in aanmerking komen. De bevoegdheid van de Commissie om maatregelen vast te stellen die worden bedoeld in artikel 9 van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 254/2000, machtigt haar evenwel niet om de inhoud of de draagwijdte van de tariefposten te wijzigen (zie in die zin arrest van 4 maart 2004, Krings, C‑130/02, EU:C:2004:122, punten 25 en 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

50      In casu deelt uitvoeringsverordening nr. 876/2014 „actiecamera’s” in onder GN‑onderverdeling 8525 80 99, zonder dat wordt vereist dat zij kunnen worden gebruikt voor het zelfstandig opnemen van externe videobronnen, dat wil zeggen zonder afhankelijk te zijn van software of hardware waarmee zij oorspronkelijk niet zijn uitgerust. Een dergelijke zelfstandige opnamecapaciteit is echter een noodzakelijke voorwaarde voor de indeling van een goed onder GN‑onderverdeling 8525 80 99. Bij gebreke daarvan moeten de producten niet worden ingedeeld onder GN‑onderverdeling 8525 80 99, maar eerder onder GN‑onderverdeling 8525 80 91 (arrest van 5 maart 2015, Vario Tek, C‑178/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:152, punt 32).

51      Hieruit volgt dat uitvoeringsverordening nr. 876/2014, voor zover deze leidt tot de indeling van „actiecamera’s” onder GN‑onderverdeling 8525 80 99 zonder te vermelden dat deze camera’s voor de doeleinden van die indeling zelfstandig externe videobronnen moeten kunnen opnemen, niet verenigbaar is met de strekking van die onderverdeling.

52      Uit alle voorgaande overwegingen blijkt dat de Commissie door het vaststellen van uitvoeringsverordening nr. 876/2014 de draagwijdte van GN‑onderverdeling 8525 80 99 heeft gewijzigd – door deze uit te breiden – en bijgevolg de bevoegdheden te buiten is gegaan die haar zijn toegekend bij artikel 9, lid 1, onder a), van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 254/2000 (zie in die zin arrest van 22 september 2016, Kawasaki Motors Europe, C‑91/15, EU:C:2016:716, punt 62).

53      Derhalve dient op de tweede vraag in zaak C‑435/15 te worden geantwoord dat uitvoeringsverordening nr. 876/2014 aldus moet worden uitgelegd dat deze uitvoeringsverordening naar analogie toepasselijk is op producten die de kenmerken hebben van de litigieuze camera’s in die zaak, maar dat zij ongeldig is.

 Vierde vraag in zaak C‑435/15

54      Gelet op het antwoord dat op de tweede vraag in zaak C‑435/15 is gegeven, behoeft de vierde vraag in deze zaak niet te worden beantwoord.

 Derde vraag in zaak C‑435/15 en eerste vraag in zaak C‑666/16

55      Met de derde vraag in zaak C‑435/15 en de eerste vraag in zaak C‑666/15, die gezamenlijk moeten worden behandeld, wensen de verwijzende rechters in wezen te vernemen of de GN‑onderverdelingen 8525 80 30, 8525 80 91 en 8525 80 99 aldus moeten worden uitgelegd – gelet op de GN‑toelichtingen op deze onderverdelingen – dat een video-opname van meer dan 30 minuten, vastgelegd in aparte bestanden met een individuele duur van minder dan 30 minuten, moet worden beschouwd als één opname van ten minste 30 minuten wanneer de gebruiker tijdens het afspelen van deze bestanden niets bemerkt van de overgang van het ene bestand naar het andere of, omgekeerd, wanneer de gebruiker tijdens het afspelen in beginsel elk van de bestanden afzonderlijk moet openen.

56      Vooraf zij opgemerkt dat de toelichtingen van de Commissie op de GN, hoewel zij rechtens niet verbindend zijn, belangrijke hulpmiddelen zijn bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie in die zin arresten van 17 februari 2016, Salutas Pharma, C‑124/15, EU:C:2016:87, punt 31, en 15 december 2016, LEK, C‑700/15, EU:C:2016:959, punt 41).

57      Volgens ten eerste de toelichtingen op de GN met betrekking tot onderverdeling 8525 80 30 ervan en ten tweede de GN‑toelichtingen bij de onderverdelingen 8525 80 91 en 8525 80 99 ervan is de capaciteit voor het betrokken product om met een resolutie van 800 x 600 pixels (of hoger) één video van ten minste 30 minuten op te nemen bij 23 beelden per seconde (of hoger), een criterium waarmee digitale fototoestellen kunnen worden onderscheiden van videocameraopnametoestellen.

58      Bijgevolg vormt enkel de capaciteit om onafgebroken één video van ten minste 30 minuten met een minimale resolutie op te nemen, en niet de capaciteit om deze opname onafgebroken weer te geven, het kenmerk waarmee de indeling van een product onder GN‑onderverdeling 8525 80 30 kan worden uitgesloten. Het feit dat de litigieuze camera’s in de zaken C‑435/15 en C‑666/15 wel of niet video’s met een duur van ten minste 30 minuten onafgebroken kunnen afspelen, is derhalve niet relevant voor de tariefindeling van die camera’s onder één van de drie in het vorige punt van dit arrest genoemde onderverdelingen (zie in die zin arrest van 5 maart 2015, Vario Tek, C‑178/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:152, punt 36).

59      Hieruit volgt dat de omstandigheid dat de video’s van meer dan 30 minuten die door de litigieuze camera’s in de zaken C‑435/15 en C‑666/15 worden opgenomen, in aparte bestanden worden vastgelegd, er niet aan in de weg staat dat een indeling van die camera’s in GN‑onderverdeling 8525 80 30 is uitgesloten, aangezien een dergelijke opslag in meerdere bestanden niet de onafgebroken wijze waarop de video wordt opgenomen, wijzigt, maar enkel, in voorkomend geval, de onafgebroken wijze waarop deze wordt afgespeeld, en dat de vraag of de gebruiker de overgang van de ene video naar de andere wel of niet bemerkt geen relevant criterium is voor deze tariefindeling.

60      Op de derde vraag in zaak C‑435/15 en de eerste vraag in zaak C‑666/15 dient derhalve te worden geantwoord dat de GN‑onderverdelingen 8525 80 30, 8525 80 91 en 8525 80 99, gelet op de toelichtingen op de GN, bij deze onderverdelingen aldus moeten worden uitgelegd dat een video van meer dan 30 minuten die is vastgelegd in aparte bestanden die ieder minder dan 30 minuten duren, moet worden beschouwd als één video-opname van ten minste 30 minuten, ongeacht het feit dat de gebruiker tijdens het afspelen van deze bestanden de overgang van het ene bestand naar het andere niet bemerkt of dat, omgekeerd, hij tijdens het afspelen in beginsel elk van de bestanden apart moet openen.

 Tweede vraag in zaak C‑666/15

61      Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in zaak C‑666/15 in wezen te vernemen of de GN aldus moet worden uitgelegd dat een videocameraopnametoestel dat signalen van externe bronnen kan opnemen zonder dat het deze signalen evenwel via een extern televisietoestel of een externe monitor kan weergeven, omdat dit videocameraopnametoestel op een extern beeldscherm of monitor alleen bestanden kan afspelen die het zelf heeft opgenomen via de lens, niet kan worden ingedeeld onder GN‑onderverdeling 8525 80 99.

62      In dit verband dient er in de eerste plaats aan te worden herinnerd dat het wezenlijke kenmerk van videocameraopnametoestellen die onder GN‑onderverdeling 8525 80 99 vallen, met name hun capaciteit is om zelfstandig externe videobronnen op te nemen, dat wil zeggen zonder afhankelijk te zijn van software of hardware waarvan zij oorspronkelijk niet zijn voorzien. Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen hoe complex de handelingen zijn die moeten worden verricht, aangezien de opname gemakkelijk moet kunnen worden verricht door een gebruiker die niet over bijzondere vaardigheden beschikt (arrest van 5 maart 2015, Vario Tek, C‑178/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:152, punt 32).

63      Anders moeten de producten niet worden ingedeeld onder GN‑onderverdeling 8525 80 99, maar eerder onder GN‑onderverdeling 8525 80 91 (zie in die zin arrest van 5 maart 2015, Vario Tek, C‑178/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:152, punt 32).

64      Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of de litigieuze camera’s in zaak C‑666/15 over een dergelijke zelfstandige opnamecapaciteit beschikken. Zo niet, dan is indeling van die camera’s onder GN‑onderverdeling 8525 80 99 in elk geval uitgesloten.

65      In de tweede plaats moet worden opgemerkt dat in de toelichtingen op de GN bij GN‑onderverdeling 8525 80 99 wordt gesteld dat de videocameraopnametoestellen die onder die onderverdeling vallen de uit externe bronnen opgenomen audio‑ en videobestanden met een extern televisieontvangtoestel of beeldscherm moeten kunnen weergegeven (arrest van 5 maart 2015, Vario Tek, C‑178/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:152, punt 37).

66      Hieruit volgt dat een videocameraopnametoestel dat zelfstandig signalen van externe bronnen kan opnemen, maar deze signalen niet via een extern televisietoestel of een externe monitor kan weergeven, niet kan worden ingedeeld onder GN‑onderverdeling 8525 80 99.

67      Derhalve moet op de tweede vraag in zaak C‑666/15 worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat een videocameraopnametoestel dat signalen van externe bronnen kan opnemen, maar deze signalen niet via een extern televisietoestel of een externe monitor kan weergeven, omdat dit videocameraopnametoestel op een extern beeldscherm of monitor alleen bestanden kan afspelen die het zelf heeft opgenomen via de lens, niet kan worden ingedeeld onder GN‑onderverdeling 8525 80 99.

 Kosten

68      Ten aanzien van de partijen in de hoofdgedingen is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instanties over de kosten hebben te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

1)      Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2011 van de Commissie van 29 november 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur moet aldus worden uitgelegd dat deze uitvoeringsverordening niet naar analogie toepasselijk is op producten die de kenmerken hebben van de drie modellen camera’s uit de serie GoPro Hero 3 Black Edition, waarvan sprake is in zaak C‑435/15.

2)      Uitvoeringsverordening (EU) nr. 876/2014 van de Commissie van 8 augustus 2014 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur moet aldus worden uitgelegd dat deze uitvoeringsverordening naar analogie toepasselijk is op producten die de kenmerken hebben van de drie modellen camera’s uit de serie GoPro Hero 3 Black Edition, waarvan sprake is in die zaak, maar dat zij ongeldig is.

3)      De onderverdelingen 8525 80 30, 8525 80 91 en 8525 80 99 van de Gecombineerde Nomenclatuur in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versies die voortvloeien uit achtereenvolgens uitvoeringsverordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011, uitvoeringsverordening (EU) nr. 927/2012 van de Commissie van 9 oktober 2012 en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013, moeten, gelet op de toelichtingen op de GN bij deze onderverdelingen, aldus worden uitgelegd dat een video van meer dan 30 minuten die is vastgelegd in aparte bestanden die ieder minder dan 30 minuten duren, moet worden beschouwd als één video-opname van ten minste 30 minuten, ongeacht het feit dat de gebruiker tijdens het afspelen van deze bestanden de overgang van het ene bestand naar het andere niet bemerkt of dat, omgekeerd, hij tijdens het afspelen in beginsel elk van de bestanden apart moet openen.



4)      De gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, in de versies die voortvloeien uit achtereenvolgens de uitvoeringsverordeningen nr. 1006/2011, nr. 927/2012 en nr. 1001/2013, moet aldus worden uitgelegd dat een videocameraopnametoestel dat signalen van externe bronnen kan opnemen, maar deze signalen niet via een extern televisietoestel of een externe monitor kan weergeven, omdat dit videocameraopnametoestel op een extern beeldscherm of monitor alleen de bestanden kan afspelen die het zelf heeft opgenomen via de lens, niet kan worden ingedeeld onder onderverdeling 8525 80 99 van de gecombineerde nomenclatuur.


Juhász

Jürimäe

Lycourgos

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 22 maart 2017.

De griffier

 

De president van de Negende kamer

A. Calot Escobar

 

E. Juhász


*      Procestalen: Duits en Nederlands.