C-294/14 - ADM Hamburg

Printed via the EU tax law app / web

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

N. WAHL

van 10 september 2015 (1)

Zaak C‑294/14

ADM Hamburg AG

tegen

Hauptzollamt Hamburg-Stadt

[verzoek van het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) om een prejudiciële beslissing]

„Vervoer – Douane-unie en gemeenschappelijk douanetarief – Communautair douanewetboek – Tariefpreferenties – Artikel 74, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2454/93 – Uit een begunstigd land uitgevoerde producten van oorsprong – Vereiste dat de voor het vrije verkeer in de Europese Unie aangegeven producten dezelfde producten zijn als die welke zijn uitgevoerd uit het begunstigde land waaruit zij geacht worden van oorsprong te zijn – Zending bestaande uit vermengde ruwe palmpitolie van oorsprong uit verschillende landen die voor dezelfde preferentiële behandeling in aanmerking komen”





1.        In het hoofdgeding is ruwe palmpitolie in de Europese Unie ingevoerd vanuit verschillende landen in Midden- en Zuid-Amerika, die alle in aanmerking komen voor hetzelfde preferentiële tarief. Met het oog op het vervoer is olie van oorsprong uit verscheidene van deze landen in één opslagtank gevuld en in vermengde vorm aangegeven voor het vrije verkeer in de Europese Unie.

2.        In dat kader rijst de vraag hoe voor de toepassing van het preferentiële tarief moet worden omgegaan met het vermengen van producten van oorsprong uit verschillende landen. Meer concreet wordt het Hof verzocht om richtsnoeren voor de juiste uitlegging van artikel 74, lid 1, van verordening nr. 2454/93(2) – dat niet toestaat dat de producten op enige manier worden gewijzigd – en in het bijzonder van het vereiste dat de voor het vrije verkeer in de Unie aangegeven producten dezelfde producten zijn als die welke zijn uitgevoerd uit het begunstigde land waaruit zij geacht worden van oorsprong te zijn („vereiste van overeenstemming”).

I –    Toepasselijke bepalingen

A –    Verordening (EG) nr. 732/2008(3)

3.        Artikel 5 van verordening nr. 732/2008 bepaalt:

„1. De verleende tariefpreferenties zijn van toepassing op de invoer van producten welke vallen onder de regeling die geldt voor het begunstigde land waaruit zij van oorsprong zijn.

2. Voor de toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde regelingen gelden de oorsprongsregels voor de omschrijving van het begrip ,producten van oorsprong’ alsook de desbetreffende procedures en methoden van administratieve samenwerking die zijn neergelegd in verordening (EEG) nr. 2454/93.

[...]”

B –    Verordening (EEG) nr. 2454/93

4.        Verordening nr. 2454/93 bevat bepalingen ter uitvoering van het communautair douanewetboek.(4)

5.        In overweging 16 van verordening nr. 1063/2010, waarbij verordening nr. 2454/93 is gewijzigd, wordt toegelicht dat er behoefte bestaat aan flexibiliteit aangezien volgens de ten tijde van de vaststelling van de wijzigingsverordening geldende regels moest worden aangetoond dat de goederen rechtstreeks naar de Europese Unie waren vervoerd, hetgeen moeilijk kon zijn. Door deze eis konden sommige goederen die van een geldig oorsprongsbewijs vergezeld gingen niet voor een preferentiële behandeling in aanmerking komen. Het werd daarom dienstig geacht een nieuwe, eenvoudigere en soepelere regel in te voeren volgens welke moet worden aangetoond dat de goederen die voor het vrije verkeer in de Europese Unie zijn aangegeven, dezelfde goederen zijn als die welke het begunstigde land van uitvoer hebben verlaten, waarbij het wezenlijke punt is dat die goederen onderweg niet zijn gewijzigd of bewerkt.

6.        Artikel 72 van verordening nr. 2454/93 bepaalt:

„De volgende producten worden beschouwd van oorsprong te zijn uit een begunstigd land:

a) geheel en al in dat land verkregen producten in de zin van artikel 75;

b) in dat land verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 76.”

7.        Artikel 74 van verordening nr. 2454/93 bepaalt:

„1. De voor het vrije verkeer in de Europese Unie aangegeven producten zijn dezelfde producten als die welke zijn uitgevoerd uit het begunstigde land waarin zij geacht worden van oorsprong te zijn. Zij zijn op geen enkele manier gewijzigd en hebben ook geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk waren voor hun bewaring in goede staat voordat zij voor het vrije verkeer werden aangegeven. De producten of zendingen kunnen worden opgeslagen en de zendingen kunnen worden gesplitst wanneer dit onder de verantwoordelijkheid van de exporteur of een daaropvolgende houder van de goederen gebeurt en zij in het land of de landen van doorvoer onder het toezicht van de douane zijn gebleven.

2. Aan de voorwaarden in lid 1 wordt geacht te zijn voldaan, tenzij de douaneautoriteiten redenen hebben om het tegendeel aan te nemen; in dergelijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten de aangever verzoeken te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet, welk bewijs op enigerlei wijze kan worden geleverd, onder meer aan de hand van vervoersovereenkomsten zoals cognossementen of feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli of ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf.”

II – Feiten, procedure en prejudiciële vraag

8.        Op 11 augustus 2011 heeft ADM Hamburg een aantal zendingen ruwe palmpitolie uit Ecuador, Colombia, Costa Rica en Panama ingevoerd in Duitsland om deze in het vrije verkeer te brengen. Al die landen zijn APS-exportlanden.(5) De olie werd in verschillende opslagtanks van een vrachtschip vervoerd. Om voor de preferentie in aanmerking te komen heeft ADM Hamburg door bovengenoemde landen afgegeven preferentiële oorsprongsdocumenten ingediend.

9.        Het hoofdgeding betreft slechts één van deze zendingen („de betrokken zending”). De betrokken zending bestond uit vermengde ruwe palmpitolie van oorsprong uit verschillende landen.

10.      Op 8 december 2011 heeft het Hauptzollamt Hamburg-Stadt een aanslag invoerrechten vastgesteld. Voor de betrokken zending heeft het de invoerrechten berekend op basis van het tarief voor derde landen, dus zonder voor de zending de gevraagde preferentiële behandeling toe te kennen. De reden voor afwijzing van de preferentiële behandeling was in wezen dat ruwe palmpitolie van verschillende importzendingen afkomstig uit verschillende landen in één opslagtank was vermengd.

11.      Na zonder succes bezwaar te hebben gemaakt, heeft ADM Hamburg beroep ingesteld bij het Finanzgericht Hamburg. Aangezien het Finanzgericht Hamburg twijfels had over de juiste uitlegging van de relevante Unierechtelijke bepaling, heeft het besloten de behandeling van de zaak te schorsen en om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag te verzoeken:

„Is voldaan aan het feitelijke criterium van artikel 74, lid 1, eerste zin van [verordening nr. 2454/93], dat vereist dat de voor het vrije verkeer in de Europese Unie aangegeven producten dezelfde producten zijn als die welke zijn uitgevoerd uit het begunstigde land waarin zij geacht worden van oorsprong te zijn, in een geval als het onderhavige waarin meerdere partijen ruwe palmpitolie uit verschillende APS-exportlanden waaruit de producten van oorsprong zijn, niet fysiek van elkaar gescheiden zijn uitgevoerd en in de Europese Unie ingevoerd, maar bij uitvoer alle in dezelfde tank van het vrachtschip zijn gevuld en met elkaar vermengd in deze tank in de Europese Unie zijn ingevoerd, waarbij kan worden uitgesloten dat tijdens het vervoer van deze producten en tot aan hun toelating tot het vrije verkeer andere (niet-preferentiële) producten in de tank van het schip zijn beland?”

12.      ADM Hamburg, het Hauptzollamt Hamburg-Stadt en de Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend. Met uitzondering van het Hauptzollamt Hamburg-Stadt hebben die partijen ook pleidooi gehouden op de terechtzitting van 11 juni 2015.

III – Juridische beoordeling

A –    De vraag

13.      Is voldaan aan het in artikel 74, lid 1, van verordening nr. 2454/93 neergelegde vereiste van overeenstemming tussen de producten die het begunstigde land hebben verlaten en de producten die bij de aangifte voor het vrije verkeer in de Europese Unie bij de douane worden aangebracht, ingeval ruwe palmpitolie van oorsprong uit verscheidene landen die in aanmerking komen voor hetzelfde preferentiële tarief, in dezelfde opslagtank van een vrachtschip is gevuld en in vermengde vorm in die tank is ingevoerd? Dat is in wezen wat de verwijzende rechter het Hof in dit geval verzoekt te verduidelijken. De verwijzende rechter is ertoe gebracht het Hof op dit punt om verduidelijking te verzoeken niet alleen omdat het Hof tot dusverre geen gelegenheid heeft gehad zich over de betekenis van artikel 74 van verordening nr. 2454/93 uit te laten, maar ook omdat douaneautoriteiten in de lidstaten hierover verschillende opvattingen hebben.

14.      Meer in het bijzonder is onduidelijk of het vermengen van producten – die in dit geval onderling inwisselbaar zijn en materieel identiek, in die zin dat het om ruwe palmpitolie gaat – van oorsprong uit verschillende landen, een preferentiële behandeling uitsluit. Om de hieronder uiteengezette redenen ben ik van mening dat dit niet het geval is.

B –    Een nieuwe, flexibelere regel

15.      Ik wil om te beginnen in herinnering roepen dat importeurs die vóór de wijziging van artikel 74 van verordening nr. 2454/93 bij verordening nr. 1063/2010 voor preferentie in aanmerking wilden komen, verplicht waren om te bewijzen dat de goederen rechtstreeks naar de Europese Unie waren vervoerd, een vereiste waaraan vaak moeilijk kon worden voldaan. Zoals wordt uitgelegd in overweging 16 van verordening nr. 1063/2010, was het de bedoeling om met artikel 74 van verordening nr. 2454/93 een nieuwe, eenvoudigere en, in de kern, flexibelere regel in te voeren volgens welke het erom gaat dat de aangegeven goederen dezelfde zijn als de uitgevoerde goederen.

16.      Reeds nu wil ik er ook op wijzen dat het vereiste van overeenstemming zoals neergelegd in artikel 74, lid 1, van verordening nr. 2454/93 niet op zichzelf moet worden bezien, maar als deel van een geheel, namelijk in samenhang met artikel 74, lid 2, dat bepaalt dat aan het vereiste van overeenstemming geacht wordt te zijn voldaan tenzij de douaneautoriteiten redenen hebben om het tegendeel aan te nemen. Indien de douaneautoriteiten met andere woorden geen redenen hebben om aan te nemen dat de voor het vrije verkeer aangegeven producten niet dezelfde producten zijn als die welke zijn uitgevoerd, dan dienen deze autoriteiten te aanvaarden dat zij met dezelfde producten te maken hebben.

17.      In het hoofdgeding is de oorsprong van de producten niet in geschil. Evenmin is in geschil dat de olie in de betrokken zending in aanmerking zou komen voor preferentiële behandeling indien zij niet was vermengd. Daarnaast zijn de litigieuze producten onderling inwisselbaar en materieel identiek, in die zin dat het om ruwe palmpitolie gaat. Het in artikel 74, lid 2, neergelegde vermoeden van overeenstemming in combinatie met de omstandigheid dat er geen twijfel bestaat over de oorsprong van de producten, zou naar mijn mening reeds moeten volstaan om in het hoofdgeding tot een oplossing van deze kwestie te komen.

18.      Wel zou men kunnen redeneren dat de douaneautoriteiten minder goed in staat zijn om de ingevoerde producten te onderzoeken en daarvan monsters te nemen wanneer producten van verschillende oorsprong met elkaar vermengd worden ingevoerd. Er mag namelijk niet worden voorbijgezien aan de doelstelling van vereenvoudiging van de aan de douaneautoriteiten opgedragen taak om de oorsprong van de ingevoerde producten te controleren. Dit moet juist worden beschouwd als een van de leidende beginselen bij de uitlegging van het communautair douanewetboek en verordening nr. 2454/93, die strekt tot uitvoering van het communautair douanewetboek. Dit is niet in de laatste plaats zo omdat met het communautair douanewetboek onder meer wordt beoogd snelle en doeltreffende procedures te waarborgen voor het in het vrije verkeer brengen van producten.(6) Het is ontegenzeggelijk van wezenlijk belang dat de douaneautoriteiten in staat zijn om de producten zo nodig te onderzoeken teneinde te verifiëren dat deze beantwoorden aan het certificaat van oorsprong.

19.      Voor de toepassing van de preferentiële behandeling is het dus onontbeerlijk dat er een verband kan worden gelegd tussen het product, de oorsprong ervan en een bepaald certificaat van oorsprong. Bij het vaststellen van dat verband spelen de certificaten van oorsprong een cruciale rol.(7) Het Hof heeft het belang van een formeel oorsprongsbewijs (certificaat van oorsprong) benadrukt: het is namelijk vaste rechtspraak dat het vereiste van een geldig, door de bevoegde autoriteit afgegeven oorsprongsbewijs niet slechts als een loutere formaliteit kan worden beschouwd die niet nageleefd hoeft te worden zolang de plaats van oorsprong wordt aangetoond met behulp van andere bewijsmiddelen.(8)

20.      Wat betreft het hoofdgeding blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat ADM Hamburg voor alle vijf de zendingen preferentiële oorsprongsdocumenten, in de vorm van certificaten van oorsprong (formulier A), heeft ingediend, die hier als zodanig niet in geschil zijn.

21.      In dit verband is in de in artikel 47, onder b), van verordening nr. 2454/93 vervatte voorschriften inzake de certificaten van oorsprong bepaald dat het certificaat de nodige gegevens – onder meer het aantal colli, het bruto- en nettogewicht van het product en het volume ervan – dient te bevatten teneinde het product waarop het betrekking heeft te kunnen identificeren. Daarnaast is in bijlage 17 bij verordening nr. 2454/93 de inhoud van formulier A beschreven. In de velden 5, 6 en 9 van dit formulier moeten het aantal producten, het aantal colli, de merktekens daarop en het brutogewicht of een andere hoeveelheid worden vermeld. Op de keerzijde van het formulier, met het opschrift „Notes”, onder II „General conditions”, is in punt b) verder aangegeven dat elk afzonderlijk artikel in een zending op zichzelf moet beantwoorden aan de eisen.

22.      Op het eerste gezicht verdraagt het vermengen van producten van verschillende oorsprong zich enigszins moeizaam met de vereisten inzake de inhoud van de betrokken certificaten, niet in de laatste plaats wat betreft het gewicht en de hoeveelheid maar ook wat betreft het vereiste dat elk afzonderlijk artikel op zichzelf moet beantwoorden aan de eisen. In die zin zou men kunnen betogen dat wanneer een product op zodanige wijze wordt vermengd met een product van een andere oorsprong dat het niet mogelijk is om de twee producten weer van elkaar te scheiden, dit niet meer hetzelfde product is als het was voordat het met het andere product werd vermengd. Het argument dat vermenging het voor de douaneautoriteiten moeilijker zou maken om de oorsprong te controleren, heeft dus een zekere aantrekkingskracht. In dat licht zou artikel 74, lid 1, van verordening nr. 2454/93 aldus kunnen worden begrepen dat het vereist dat bij het vervoer van producten die overeenkomen met een bepaald certificaat van oorsprong, een fysieke scheiding is gewaarborgd.

23.      Desondanks ben ik van opvatting dat dit geen voldoende grond vormt om te eisen dat aan een bepaald certificaat van oorsprong gekoppelde zendingen tijdens het vervoer fysiek van elkaar gescheiden blijven. Voor deze opvatting heb ik verschillende redenen.

24.      Om te beginnen is het belangrijk om in gedachten te houden dat artikel 74 deel uitmaakt van hoofdstuk 2 van titel IV van deel I van verordening nr. 2454/93, welk hoofdstuk betrekking heeft op de preferentiële oorsprong. Om nog specifieker te zijn maakt die bepaling deel uit van onderafdeling 2 van afdeling 1 van dat hoofdstuk, welke onderafdeling betrekking heeft op de definitie van het begrip „producten van oorsprong”, te weten producten die met het oog op de toepassing van een preferentieel tarief van oorsprong zijn uit een begunstigd land.(9)

25.      Aangezien onderafdeling 2 in haar geheel betrekking heeft op de definitie van het begrip „product van oorsprong”, zie ik weinig (tot niets) dat erop wijst dat met het vereiste van overeenstemming meer of anders is beoogd dan zeker te stellen dat de voor het vrije verkeer aangegeven producten inderdaad producten van oorsprong zijn, dat wil zeggen producten die met het oog op het vaststellen van de invoerrechten (op een hoger of lager niveau, afhankelijk van de oorsprong van het product) van oorsprong zijn uit een begunstigd land en niet uit een derde land. Dat is het uitsluitende doel van artikel 74 van de verordening. Ten overvloede wijs ik erop dat die bepaling bijvoorbeeld niet ziet op de etikettering van voor de verkoop aan consumenten bestemde producten.(10)

26.      Zoals hierboven aangegeven, lijken partijen niet van mening te verschillen over het feit dat de voor het vrije verkeer aangegeven producten inderdaad beantwoorden aan de door ADM Hamburg ingediende certificaten van oorsprong. Bij de verwijzende rechter is het tegendeel niet betoogd, laat staan dat daar bewijs is overgelegd dat erop wijst dat er producten uit derde landen zijn toegevoegd aan de betrokken zending.

27.      In de tweede plaats – wat het belangrijkst is – zijn vloeistoffen en bulkproducten een geval apart. Naar ik begrijp is het voor dit type producten gangbaar om voor een specifieke periode en voor een bepaalde hoeveelheid van een product certificaten van oorsprong af te geven, waarbij deze certificaten dan worden gekoppeld aan een cognossement. Deze documenten zijn niet van belang voor het vervoer en met name de eigenlijke bevrachting van een vrachtschip, die een volstrekt andere logica volgt.(11) Daarom lijkt het geenszins ongebruikelijk dat verscheidene certificaten van oorsprong zijn gekoppeld aan producten die in één opslagtank of laadruimte worden vervoerd, ook in een situatie waarin al die producten van oorsprong zijn uit een en hetzelfde land.

28.      Op dit punt is ter terechtzitting toegelicht dat niet slechts de betrokken zending, maar ook andere door ADM Hamburg ingevoerde zendingen van ruwe palmpitolie in feite met elkaar vermengd waren, zij het dan dat het ging om vermengde hoeveelheden olie van oorsprong uit één begunstigd land. Gelet hierop kan het enkel tot een ongerechtvaardigd onderscheid leiden indien in artikel 74, lid 1, van verordening nr. 2454/93 de eis zou worden gelezen dat vloeibare producten of bulkproducten fysiek van elkaar gescheiden worden gehouden. De eis dat vloeibare goederen en bulkgoederen gedurende het vervoer fysiek van elkaar gescheiden worden gehouden (gebaseerd op een criterium als land van oorsprong of certificaat van oorsprong) zou voor de toepassing van het preferentiële tarief resulteren in een ongunstige behandeling van producten die moeilijk, of in het geheel niet, van elkaar gescheiden kunnen worden gehouden zodra zij in dezelfde laadruimte (of opslagtank) zijn gebracht. Ik zie niet in hoe dat zou kunnen worden gerechtvaardigd: waarom zou de omstandigheid dat producten die materieel identiek – in die zin dat het om ruwe palmpitolie gaat – en onderling inwisselbaar zijn, in een opslagtank of laadruimte worden vermengd, wel een met artikel 74, lid 1, van verordening nr. 2454/93 strijdige „wijziging” vormen wanneer de vermengde producten van oorsprong zijn uit verscheidene begunstigde landen, maar niet wanneer de producten van oorsprong zijn uit één land?

29.      Wat betreft de noodzaak om de oorsprong te verifiëren, hetgeen naar mijn mening het enige deugdelijke argument is dat op het eerste gezicht ter rechtvaardiging van een fysieke scheiding kan worden aangevoerd, volsta ik hier met het volgende: ik zie niet in waarom het eenvoudiger zou zijn om aan de hand van certificaten van oorsprong de oorsprong te verifiëren ingeval onderling inwisselbare producten (vloeibaar of bulk) van oorsprong uit één land met elkaar vermengd worden vervoerd, en moeilijker ingeval, zoals hier, verscheidene certificaten van oorsprong zijn gekoppeld aan een zending die bestaat uit onderling inwisselbare producten van oorsprong uit verscheidene begunstigde landen. In beide gevallen hebben we te maken met verscheidene certificaten van oorsprong die zijn gekoppeld aan met elkaar vermengde vloeibare producten of bulkproducten.

30.      Hiermee kom ik tot mijn slotopmerking. Naar mijn opvatting schept de eerste zin van artikel 74, lid 2, van verordening nr. 2454/93 een vermoeden van oorsprong. Slechts wanneer de douaneautoriteiten redenen hebben om aan te nemen dat de producten niet van oorsprong zijn, dient de aangever te bewijzen dat de zending inderdaad dezelfde producten bevat als die welke oorspronkelijk waren uitgevoerd. Zoals in die bepaling duidelijk wordt toegelicht, kan dit bewijs op enigerlei wijze worden geleverd, aan de hand van vervoersovereenkomsten zoals cognossementen, feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli, of ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf. In die zin sluit het vervoer van met elkaar vermengde producten een preferentiële behandeling niet uit. Maar, wellicht ten overvloede, de importeur (aangever) draagt het risico van hogere invoerrechten, mochten de douaneautoriteiten het door hem voor de oorsprong van de producten geleverde bewijs niet overtuigend vinden.

31.      Op grond van een en ander ben ik van mening dat in omstandigheden als die van de onderhavige zaak waarin i) de met elkaar vermengde producten materieel identiek – in die zin dat het om ruwe palmpitolie gaat – en onderling inwisselbaar zijn, ii) zij van oorsprong zijn uit landen die in aanmerking komen voor dezelfde preferentiële behandeling, en iii) er geen twijfel bestaat over hun oorsprong, is voldaan aan het in artikel 74, lid 1, van verordening nr. 2454/93 vervatte vereiste van overeenstemming tussen de uitgevoerde producten en de voor het vrije verkeer in de Europese Unie aangegeven producten.

IV – Conclusie

32.      Gelet op het vorenstaande geef ik het Hof in overweging om de door het Finanzgericht Hamburg gestelde vraag als volgt te beantwoorden:

„Aan het vereiste van overeenstemming zoals vervat in de eerste zin van artikel 74, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 1063/2010 van de Commissie van 18 november 2010, inhoudend dat de voor het vrije verkeer in de Europese Unie aangegeven producten dezelfde producten zijn als die welke zijn uitgevoerd uit het begunstigde land waaruit zij geacht worden van oorsprong te zijn, is voldaan in omstandigheden als die van de onderhavige zaak, waarin verscheidene partijen ruwe palmpitolie van oorsprong uit verschillende landen die in aanmerking komen voor dezelfde preferentiële behandeling, in het kader van het vervoer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden, maar in dezelfde opslagtank van een vrachtschip zijn gevuld en bijgevolg met elkaar vermengd in die opslagtank zijn ingevoerd in de Europese Unie.”


1 – Oorspronkelijke taal: Engels.


2 – Verordening (EEG) van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 1063/2010 van de Commissie van 18 november 2010 (PB L 307, blz. 1).


3 – Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 van de Raad en de verordeningen (EG) nr. 1100/2006 en (EG) nr. 964/2007 van de Commissie (PB L 211, blz. 1).


4 – Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek („communautair douanewetboek”) (PB L 302, blz. 1), zoals gewijzigd. Deze verordening voegt een groot aantal communautaire verordeningen en besluiten inzake de douanewetgeving samen in één wetboek.


5 – Stelsel van algemene preferenties.


6 – Arrest Derudder, C‑290/01, EU:C:2004:120, punt 45. Hiertoe bevat de communautaire douaneverordening verschillende bepalingen inzake het onderzoek van goederen. Overeenkomstig artikel 68, onder b), daarvan mogen de douaneautoriteiten de goederen bijvoorbeeld onderzoeken en monsters nemen voor analyse of grondige controle om de juistheid van de aangiften te verifiëren.


7 – Hoewel niet van belang voor deze zaak, is interessant om op te merken dat het systeem ook op dit punt flexibeler is gemaakt en dat er geen certificaten van oorsprong meer hoeven te worden gebruikt. Bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/428 van de Commissie van 10 maart 2015 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2454/93 en verordening (EU) nr. 1063/2010 wat betreft de oorsprongsregels in het kader van het stelsel van algemene preferenties en preferentiële tariefmaatregelen voor bepaalde landen en gebieden (PB L 70, blz. 12) is een nieuw systeem voor de vaststelling van de oorsprong van goederen ingevoerd. Dit geschiedt via een systeem van zelfcertificering waarbij exporteurs worden geregistreerd in een elektronisch systeem, het zogeheten REX-systeem.


8 – Zie het recente arrest Helm Düngemittel, C‑613/12, EU:C:2014:52, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak.


9 – Zie bijvoorbeeld de artikelen 72, 75 en 78 van de verordening. Overeenkomstig deze bepalingen worden geheel en al in een begunstigd land verkregen producten (zoals in dat land geteelde groenten) beschouwd als producten van oorsprong, terwijl niet geheel en al in dat land verkregen producten die status kunnen verkrijgen ingeval zij daarna een toereikende verwerking ondergaan in een begunstigd land. Verder volgt uit de artikelen 79 en 83 van de verordening dat materiaal dat niet van oorsprong is, mag worden gebruikt bij de vervaardiging indien het bepaalde percentages van het product niet overschrijdt, terwijl bijvoorbeeld de oorsprong van de bij de vervaardiging van een product gebruikte machines en brandstof niet van belang is om te bepalen of dat product van oorsprong is.


10 – Zoals wordt toegelicht in overweging 7 van verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303, blz. 1), wordt preferentiële toegang tot de markt van de Unie verleend om ontwikkelingslanden bij te staan om de armoede terug te dringen en goed bestuur en duurzame ontwikkeling te bevorderen door ze te helpen uit internationale handel aanvullende inkomsten te verwerven, die zij dan opnieuw kunnen investeren voor hun eigen ontwikkeling en, daarnaast, om hun economie te diversifiëren. Vermenging van onderling inwisselbare producten uit verschillende landen die behoren tot dezelfde groep van APS-exportlanden heeft daarop geen invloed.


11 – In dat kader kan het om veiligheidsredenen nodig zijn dat de te vervoeren goederen worden ingeladen op een manier die niet overeenstemt met de cognossementen. Het lijkt hoe dan ook onwaarschijnlijk dat de hoeveelheid opslagtanks of laadruimten van een vaartuig overeenkomt met het aantal zendingen dat op enig moment wordt vervoerd.