26.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 22/33 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden op 22 november 2007 — Vereniging Noordelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, andere partij: Staatssecretaris van Financiën
(Zaak C-515/07)
(2008/C 22/60)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster: Vereniging Noordelijke Land- en Tuinbouw Organisatie
Andere partij: Staatssecretaris van Financiën
Prejudiciële vragen
1) |
Dienen de artikelen 6, lid 2, en 17, leden 1, 2 en 6, van de Zesde richtlijn (1) zo te worden uitgelegd dat het een belastingplichtige is toegestaan niet alleen investeringsgoederen, maar alle goederen en diensten die worden gebruikt voor zowel bedrijfsdoeleinden als voor andere dan bedrijfsdoeleinden, volledig voor zijn onderneming te bestemmen en ter zake van de aanschaf van die goederen en diensten in rekening gebrachte btw onmiddellijk en volledig af te trekken? |
2) |
Indien de hiervoor onder 1 omschreven vraag bevestigend wordt beantwoord, brengt de toepassing van artikel 6, lid 2, van de Zesde richtlijn met betrekking tot diensten en goederen, andere dan investeringsgoederen, met zich dat de heffing van btw eenmalig plaatsvindt in het belastingtijdvak waarover de aftrek voor deze diensten en goederen wordt genoten of moet ook in daaropvolgende tijdvakken heffing plaatsvinden en, zo dit laatste het geval is, hoe moet dan voor de goederen en diensten waarop door de belastingplichtige niet wordt afgeschreven, de maatstaf van heffing worden bepaald? |
(1) Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).