Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

24.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 256/12


Beroep ingesteld op 4 augustus 2009 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Republiek Polen

(Zaak C-311/09)

2009/C 256/23

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: D. Triantafyllou en K. Herrmann, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Polen, door over de verrichting van diensten in het internationale wegvervoer door belastingplichtigen die hun zetel of vaste woonplaats buiten Polen hebben, btw te heffen op de wijze als bepaald in afdeling 13, paragraaf 35, punten 1, 3, 4 en 5 van de verordening van de minister van Financiën van 27 april 2004, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 73, 168 en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1);

Republiek Polen verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Diensten in het internationale wegvervoer zijn onderworpen aan de belasting over de toegevoegde waarde volgens de in richtlijn 2006/112/EG vastgestelde beginselen.

Volgens de Commissie is de in afdeling 13, paragraaf 35, punten 1, 3, 4 en 5 van de verordening van de minister van Financiën van 27 april 2004 bepaalde wijze van heffing en berekening van de btw over dienstverrichtingen in het internationale wegvervoer door belastingplichtigen die hun zetel of vaste woonplaats buiten Polen hebben, onverenigbaar met de artikelen 73, 168 en 273 van richtlijn 2006/112/EG. De onverenigbaarheid met artikel 73 van richtlijn 2006/112/EG bestaat erin dat de maatstaf van heffing voor de btw in elk geval 285 PLN bedraagt, waarbij geen rekening wordt gehouden met de werkelijke afstand die in Polen door de autobus wordt afgelegd, en ook niet met de werkelijke voor een bepaalde dienst verschuldigde vergoeding. Het Poolse btw-stelsel geeft de belastingplichtige die diensten van internationaal personenvervoer verricht, geen recht op aftrek van de btw over een goed dat tijdens een bepaalde aangifteperiode ten behoeve van die belaste vervoersdienst is verworven (bijvoorbeeld brandstof), hetgeen in strijd is met artikel 168 van de richtlijn. Bovendien is het Poolse btw-stelsel onverenigbaar met artikel 273 van richtlijn 2006/112/EG, omdat het voor de belastingplichtigen de verplichting invoert om op het moment dat de autobus met passagiers het grondgebied van Polen binnenrijdt, in het douanekantoor een aangifte te overhandigen waarop het belastingbedrag is aangegeven, en die belasting in het douanekantoor te betalen „op het moment dat de autobus met passagiers het nationale grondgebied binnenrijdt”, hetgeen aanleiding geeft tot formaliteiten in verband met een grensoverschrijding.

Volgens de Commissie kan het bestreden stelsel inzake belastingheffing en belastinginning niet worden gebaseerd op artikel 281en ook niet op artikel 395 van richtlijn 2006/112/EG.


(1)  PB L 347, blz. 1.