Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

27.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 51/24


Beroep ingesteld op 21 december 2009 — Europese Commissie/Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-539/09)

2010/C 51/39

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Caeiros en B. Conte, gemachtigden)

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Conclusies

vaststellen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door haar weigering de Rekenkamer toe te staan in Duitsland controles uit te voeren inzake de in verordening (EG) nr. 1798/2003 en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen geregelde administratieve samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van btw, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 248, leden 1, 2 en 3, EG en de artikelen 140, lid 2 en 142, lid 1, van verordening (EG) nr. 1605/2002;

de Bondsrepubliek Duitsland verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep betreft de weigering door de Duitse autoriteiten om de Europese Rekenkamer toe te staan in Duitsland controles uit te voeren inzake de in verordening (EG) nr. 1798/2003 en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen geregelde administratieve samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van btw.

Volgens de Commissie is de Bondsrepubliek Duitsland daardoor haar verplichtingen op grond van artikel 248 EG, respectievelijk op grond van verordening (EG) nr. 1605/2002 niet nagekomen, en heeft zij haar loyaliteitsverplichting op grond van artikel 10 EG geschonden.

De controlebevoegdheden van de Rekenkamer moeten ruim worden uitgelegd. De Rekenkamer moet de EU-financiën controleren en verbeteringen voorstellen. Dit kan alleen als deze het recht heeft volledige audits en verificaties wat betreft alle gebieden en partijen in verband met ontvangsten en uitgaven van de EU te verrichten. Dergelijke onderzoeken mogen ook worden verricht in de lidstaten, die overeenkomstig artikel 248, lid 3 EG, artikel 140, lid 2 en artikel 142, lid 1, van verordening nr. 1605/2002, alsook op grond van de loyaliteitsverplichting van artikel 10 EG de Rekenkamer bij haar activiteiten alle mogelijke bijstand moeten verlenen. Dit omvat eveneens de verplichting om alle controles door de Rekenkamer toe te laten die de beoordeling beogen van de inning en gebruik van de financiële middelen van de EU.

Dit is precies wat de Duitse instanties in het onderhavige geval niet toestonden aan de Rekenkamer.

Verordening (EG) nr. 1798/2003 betreft de wettigheid en de regelmatigheid van de ontvangsten van de Gemeenschap. Deze verordening is één van talrijke maatregelen die moeten verzekeren dat de lidstaten de btw naar behoren innen, zodat de Gemeenschap onder optimale omstandigheden over de haar toekomende eigen middelen kan beschikken, door frauduleuze praktijken te bestrijden en door preventieve maatregelen te voorkomen. Vanuit deze invalshoek acht de Commissie het noodzakelijk dat de Rekenkamer om de wettigheid en de regelmatigheid van de btw-ontvangsten te controleren, de tenuitvoerlegging en toepassing van verordening (EG) nr. 1798/2003 mag onderzoeken. Dit betekent dat zij mag onderzoeken of de lidstaten een efficiënt systeem van samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand hebben ingesteld en of het in de praktijk voldoening geeft, dan wel of verbeteringen nodig zijn.

De praktische uitvoering van de administratieve samenwerking waarin wordt voorzien door verordening (EG) nr. 1798/2003 heeft een weerslag op de eigen middelen uit de btw die de lidstaten moeten afdragen. Door een goed functionerende samenwerking op dit domein wordt btw-ontduiking en -ontwijking vermeden, zodat de btw-ontvangsten stijgen en de Gemeenschap dus beschikt over meer eigen middelen uit btw. Als een lidstaat echter niet naar behoren samenwerkt, schendt hij niet alleen zijn verplichtingen op grond van verordening (EG) nr. 1798/2003, maar eveneens zijn verplichting op grond van de btw-richtlijn om alle wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen om de inning van de volledige op diens grondgebied verschuldigde btw te waarborgen.