22.5.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 134/20 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) op 25 februari 2010 — Enel Maritsa Iztok 3
(Zaak C-107/10)
2010/C 134/30
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Administrativen sad Sofia-grad
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Enel Maritsa Iztok 3
Prejudiciële vragen
Moeten artikel 18, lid 4, van de Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), en artikel 183, eerste alinea, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2), aldus worden uitgelegd dat zij in de omstandigheden van het hoofdgeding niet eraan in de weg staan,
1. |
dat op grond van een wetswijziging, strekkende tot bestrijding van belastingfraude, de termijn voor de teruggaaf van btw wordt verlengd tot de dag van vaststelling van een naar aanleiding van een belastingcontrole opgelegde aanslag, omdat binnen de termijn van 45 dagen na de indiening van de belastingaangifte bij de betrokkene een belastingcontrole is ingesteld, zonder dat tijdens deze periode rente over het voor teruggaaf vatbare bedrag verschuldigd is, wanneer tevens de volgende omstandigheden bestaan:
|
2. |
dat is voorzien in een termijn voor de teruggaaf van btw van 45 dagen vanaf de dag van indiening van de aangifte voor deze belasting, alsmede in de juridische mogelijkheid van schorsing en vervolgens ook verlenging van die termijn door een gedurende de loop ervan ingestelde belastingcontrole, terwijl het tijdvak voor de afrekening van die belasting slechts één maand omvat; |
3. |
dat de teruggaaf van btw geschiedt bij een naar aanleiding van een belastingcontrole op te leggen aanslag, doordat een voor teruggaaf vatbaar bedrag wordt verrekend met bij diezelfde aanslag vastgestelde btw-schulden en andere verschuldigde belasting, vorderingen van de overheid voor verschillende belastingtijdvakken en tot de dag van vaststelling van voornoemde aanslag opgelopen rente over die bedragen, wanneer bij de belastingcontrole blijkt dat het in de aangifte vermelde bedrag aan terug te geven belasting juist is en tegelijkertijd de volgende omstandigheden bestaan:
|
4. |
dat de staat, wanneer de juistheid van de in de aangifte vermelde teveel betaalde btw is vastgesteld, op de dag van vaststelling van de naar aanleiding van de belastingcontrole opgelegde aanslag een verrekening verricht met bij die aanslag vastgestelde belasting die is verschuldigd voor tijdvakken die vóór de dag van indiening van de belastingaangifte liggen, alsook met rente over die belasting, in plaats van op de dag van indiening van de belastingaangifte, in aanmerking genomen dat de staat tijdens de wettelijk vastgelegde termijn voor de teruggaaf van het bedrag geen rente verschuldigd is en vanaf de dag van indiening van de aangifte tot aan de vaststelling van de naar aanleiding van de belastingcontrole op te leggen aanslag rente over de verrekende belasting heft? |
(1) PB L 145, blz. 1.
(2) PB L 347, blz. 1.