Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

References to this case

Share

Highlight in text

Go

14.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/16


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) op 6 mei 2010 — ADV Allround Vermittlungs AG in Liquidation/Finanzamt Hamburg-Bergedorf

(Zaak C-218/10)

()

2010/C 221/25

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Hamburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ADV Allround Vermittlungs AG in Liquidation

Verwerende partij: Finanzamt Hamburg-Bergedorf

Prejudiciële vragen

1.

Dient artikel 9, lid 2, sub e, zesde streepje, van de Zesde richtlijn van de Raad 77/388/EEG van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1) (hierna: „richtlijn 77/388”) (later: artikel 56, lid 1, sub f, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, in de redactie geldend tot en met 31 december 2006; hierna: „richtlijn 2006/112”) in die zin te worden uitgelegd dat „het beschikbaar stellen van personeel” ook de terbeschikkingstelling van zelfstandigen omvat, die niet in dienstbetrekking werkzaam zijn bij de dienstverrichter?

2.

Dienen artikel 17, leden 1, 2, sub a, en 3, sub a, en artikel 18, lid 1, sub a, van richtlijn 77/388 (thans de artikelen 167, 168, sub a, 169, sub a, en 178, sub a, van richtlijn 2006/112) in die zin te worden uitgelegd, dat het nationale procesrecht in maatregelen moet voorzien, zodat de belastbaarheid van en de belastingplicht voor een en dezelfde dienst bij de dienstverrichter en de afnemer op dezelfde wijze worden beoordeeld, ook indien voor beiden verschillende belastingdiensten bevoegd zijn?

Enkel indien het antwoord op de tweede vraag bevestigend is:

3.

Dienen artikel 17, leden 1, 2, sub a, en 3, sub a, en artikel 18, lid 1, sub a, van richtlijn 77/388 (thans de artikelen 167, 168, sub a, 169, sub a, en 178, sub a, van richtlijn 2006/112) in die zin te worden uitgelegd, dat de termijn waarbinnen de afnemer zijn recht op voorbelastingaftrek voor een ontvangen dienst kan uitoefenen, niet mag verstrijken voordat jegens de ondernemer die de dienst heeft verricht, onherroepelijk is beslist over de belastbaarheid en de belastingplicht?


(1)  PB L 145, blz. 1.