Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

5.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/16


Beroep ingesteld op 21 december 2010 — Europese Commissie/Franse Republiek

(Zaak C-624/10)

2011/C 72/28

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: M. Afonso, gemachtigde)

Verwerende partij: Franse Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Franse Republiek, door in titel IV van administratieve instructie nr. 105 van 23 juni 2006 (3 A-9-06) te voorzien in een administratieve tegemoetkoming die afwijkt van een verleggingsregeling voor de btw en onder meer de aanduiding impliceert van een fiscaal vertegenwoordiger door de buiten Frankrijk gevestigde verkoper of dienstverrichter, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de btw-richtlijn, inzonderheid de artikelen 168, 171, 193, 194, 204 en 214 ervan;

de Franse Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar beroep stelt de Commissie dat de Franse regeling die afwijkt van een verleggingsregeling voor de btw, in verschillende opzichten in strijd is met het recht van de Unie.

In de eerste plaats zijn belastingplichtigen die in aanmerking willen komen voor de regeling van titel IV van administratieve instructie 3 A-9-06, verplicht om een fiscaal vertegenwoordiger aan te duiden, hetgeen niet in overeenstemming is met artikel 204 van de btw-richtlijn. Op grond van dit artikel kunnen de lidstaten een dergelijke verplichting opleggen, doch uitsluitend wanneer er met het land van vestiging van de belastingplichtige geen rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand inzake indirecte belastingen bestaat waarvan de strekking gelijk is aan die binnen de Unie.

In de tweede plaats is de administratieve tegemoetkoming eveneens afhankelijk van de verplichting voor de verkoper om in Frankrijk een btw-identificatienummer te hebben, hetgeen niet in overeenstemming is met artikel 214, lid 1, van de btw-richtlijn. Ingevolge deze bepaling geldt de verplichting tot identificatie voor btw-doeleinden niet voor belastingplichtigen die op het grondgebied van een lidstaat die niet hun vestigingsstaat is, leveringen van goederen of diensten verrichten die zijn onderworpen aan een verleggingsregeling voor de afnemer, met name op grond van artikel 194 van de btw-richtlijn.

In de derde en laatste plaats wordt volgens deze regeling de aftrekbare btw van de verkoper of de dienstverrichter verrekend met de btw die door een of meer van zijn afnemers is geïnd, hetgeen niet in overeenstemming is met de artikelen 168 en 171 van de btw-richtlijn. Ingevolge deze bepalingen moet de verrekening van aftrekbare btw met geïnde btw op het niveau van elke btw-plichtige gebeuren. Een dergelijke afwijkende regeling kan evenmin steunen op artikel 11 van dezelfde richtlijn.