14.5.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 145/6 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 31 januari 2011 — Finanzamt Frankfurt am Main V-Höchst/Deutsche Bank AG
(Zaak C-44/11)
2011/C 145/06
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesfinanzhof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Finanzamt Frankfurt am Main V-Höchst
Verwerende partij: Deutsche Bank AG
Prejudiciële vragen
1) |
Is het beheer van een vermogen bestaand uit waardepapieren (portefeuillebeheer), waarbij een belastingplichtige tegen vergoeding op basis van zijn eigen beoordeling over de koop en verkoop van waardepapieren beslist en deze beslissing door de koop en verkoop van waardepapieren uitvoert, vrijgesteld van belasting
|
2) |
Welke betekenis dient bij de bepaling van de hoofddienst en van de ondergeschikte dienst te worden gehecht aan het criterium dat de dienst als ondergeschikt aan een hoofddienst voor de klanten geen doel op zich is, maar een middel om de hoofddienst van de dienstverrichter in zo gunstig mogelijke omstandigheden in aanmerking te nemen, in verhouding tot de afzonderlijke berekening van de ondergeschikte dienst en de mogelijkheid voor een derde om deze dienst te verrichten? |
3) |
Is artikel 56, lid 1, sub e, van richtlijn 2006/112/EG alleen van toepassing op de in artikel 135, lid 1, sub a tot g, van richtlijn 2006/112/EG vermelde handelingen of ook op het beheer van een vermogen bestaand uit waardepapieren (portefeuillebeheer), zelfs indien deze handeling niet onder voornoemde bepaling valt? |
(1) PB L 347, blz. 1.