Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

References to this case

Share

Highlight in text

Go

25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 186/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen Sad Varna (Bulgarije) op 28 maart 2011 — OOD Klub/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto”, gr. Varna, pri Sentralno Upravlenie na Natsionalna Agentsia po Prihodite

(Zaak C-153/11)

2011/C 186/21

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen Sad Varna

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: OOD Klub

Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto”, gr. Varna, pri Sentralno Upravlenie na Natsionalna Agentsia po Prihodite

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 168, lid 1, sub a, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 (1) betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde aldus worden uitgelegd dat — nadat de belastingplichtige zijn keuzerecht heeft uitgeoefend en het onroerend goed dat een investeringsgoed is voor het bedrijfsvermogen heeft bestemd — moet worden vermoed (dit wil zeggen dat tot bewijs van het tegendeel ervan moet worden uitgegaan) dat dit goed voor de door de belastingplichtige verrichte belastbare handelingen wordt gebruikt?

2)

Moet artikel 168, lid 1, sub a, van richtlijn 2006/112 aldus worden uitgelegd dat het recht op aftrek van voorbelasting bij de aankoop van een onroerend goed dat voor het bedrijfsvermogen van een belastingplichtige is bestemd, onmiddellijk ontstaat binnen het belastingtijdvak waarin de belasting verschuldigd wordt, zulks ongeacht de omstandigheid dat het onroerend goed wegens het ontbreken van de wettelijk voorgeschreven vergunning tot ingebruikneming (gebruiksvergunning) niet kan worden gebruikt?

3)

Is rechtspraak inzake de uitlegging van de richtlijn en een bestuurspraktijk als die van de Natsionalna Agentsia po Prihodite verenigbaar met de richtlijn indien daarin het recht op aftrek van de voorbelasting voor belastingplichtige personen wat betreft door hen gekochte investeringsgoederen wordt geweigerd op grond dat deze goederen voor de persoonlijke behoeften van de eigenaars van de vennootschappen worden gebruikt, zonder dat op dit gebruik btw wordt geïnd?

4)

Heeft verzoekster als vennootschap in een geval als dat in het hoofdgeding een recht op aftrek van de voorbelasting inzake de aankoop van een onroerend goed, namelijk de maisonnette in Sofia?


(1)  PB L 347, blz. 1.