Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

16.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 211/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie (België) op 9 mei 2011 — Belgische Staat/Medicom sprl

(Zaak C-210/11)

2011/C 211/28

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Hof van Cassatie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Belgische Staat

Verwerende partij: Medicom sprl

Prejudiciële vragen

1)

Moeten de artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a, en 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), aldus worden uitgelegd, dat zij zich ertegen verzetten dat het gebruik — voor privédoeleinden van de beheerders, bestuurders of vennoten en hun familie, van een belastingplichtige vennootschap met rechtspersoonlijkheid — van een (gedeelte van een) tot het vermogen van die vennootschap behorend en aldus in zijn geheel voor het bedrijf ervan bestemd gebouw, wordt behandeld als een dienstverrichting die van belasting is vrijgesteld, als zijnde een verpachting of verhuur van een onroerend goed in de zin van het genoemde artikel 13, B, sub b, wanneer als tegenprestatie voor dat gebruik geen betaling van een huursom in geld is bedongen, maar die tegenprestatie een voordeel in natura vormt dat als zodanig wordt belast binnen het kader van de inkomstenbelasting waaraan de beheerders zijn onderworpen, aangezien dat gebruik daardoor fiscaal gezien wordt aangemerkt als de tegenprestatie voor een gedeelte van de arbeidsprestatie die door de beheerders, bestuurders of vennoten wordt verricht?

2)

Moeten die bepalingen aldus worden uitgelegd, dat die vrijstelling in bovengenoemde situatie ook van toepassing is wanneer de vennootschap niet bewijst dat er een noodzakelijk verband bestaat tussen de exploitatie van het bedrijf en het geheel of gedeeltelijk ter beschikking stellen van het gebouw aan de beheerders, bestuurders of vennoten en is, in dat geval, het bestaan van een indirect verband voldoende?


(1)  PB L 145, blz. 1.