Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 298/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 22 juli 2011 — Société Le Crédit Lyonnais/Ministre du budget, des comptes publics et de la réforme de l’État

(Zaak C-388/11)

2011/C 298/26

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Société Le Crédit Lyonnais

Verwerende partij: Ministre du budget, des comptes publics et de la réforme de l’État

Prejudiciële vragen

1)

Kunnen de artikelen 17, leden 2 en 5, en 19 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van 17 mei 1977 (1), gelet op de regels inzake de territoriale werkingssfeer van de belasting over de toegevoegde waarde, aldus worden uitgelegd dat de in een lidstaat gevestigde zetel van een vennootschap bij de berekening van het in deze bepalingen voorziene pro rata rekening dient te houden met de inkomsten van elk van zijn in een andere lidstaat gevestigd bijkantoor en omgekeerd deze bijkantoren rekening dienen te houden met alle binnen de werkingssfeer van de belasting over de toegevoegde waarde vallende inkomsten die door de vennootschap zijn verkregen?

2)

Geldt het antwoord op vraag 1 ook voor buiten de Europese Unie gevestigde bijkantoren, met name gelet op het in artikel 17, lid 3, sub a en c, voorziene recht op aftrek met betrekking tot de in artikel 13, B, sub d, punten 1 tot en met 5, bedoelde bancaire en financiële handelingen die voor buiten de Gemeenschap gevestigde ontvangers worden verricht?

3)

Kan het antwoord op de eerste twee vragen per lidstaat verschillen volgens de in artikel 17, lid 5, laatste alinea, geboden mogelijkheden, in het bijzonder met betrekking tot de vorming van verschillende sectoren van bedrijfsuitoefening?

4)

Zo een van de eerste twee vragen bevestigend wordt beantwoord, dient de toepassing van een dergelijk pro rata dan te worden beperkt tot de berekening van de rechten op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde die heeft gedrukt op de uitgaven die de zetel voor de buitenlandse bijkantoren heeft gedaan, en dienen voorts de in het buitenland verkregen inkomsten in aanmerking te worden genomen volgens de regels die gelden in de staat van het bijkantoor dan wel volgens die van de staat van de zetel?


(1)  Zesde richtlijn van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).