Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

References to this case

Share

Highlight in text

Go

3.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 65/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal (Tax and Chancery Chamber) (Verenigd Koninkrijk) op 19 december 2011 — Her Majesty’s Commissioners of Revenue and Customs/Paul Newey t/a Ocean Finance

(Zaak C-653/11)

2012/C 65/13

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Upper Tribunal (Tax and Chancery Chamber)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Her Majesty’s Commissioners of Revenue and Customs

Verwerende partij: Paul Newey t/a Ocean Finance

Prejudiciële vragen

1)

Welk gewicht dient de nationale rechter, in een situatie als de onderhavige, bij de vaststelling wie met het oog op de heffing van btw geacht moet worden de dienst te hebben verricht, toe te kennen aan overeenkomsten? Inzonderheid, zijn de contractuele bepalingen doorslaggevend voor deze vaststelling?

2)

Indien de contractuele bepalingen niet doorslaggevend zijn, onder welke omstandigheden dient de nationale rechter dan, in een situatie als de onderhavige, aan deze bepalingen voorbij te gaan?

3)

Inzonderheid, in hoeverre is, in een situatie als de onderhavige, van belang of:

a)

de persoon die contractueel gezien de prestatie verricht, geheel wordt gecontroleerd door een andere persoon?

b)

een andere persoon dan de persoon die de overeenkomst sluit beschikt over de zakelijke deskundigheid, handelsbetrekkingen en ervaring?

c)

alle of de meeste doorslaggevende aspecten van de prestatie worden verricht door een andere persoon dan de persoon die de overeenkomst sluit?

d)

het commerciële risico van financiële verliezen of verlies van goede naam ten gevolge van de prestatie berust bij een andere persoon dan de persoon die de overeenkomsten sluit?

e)

de persoon die contractueel gezien de prestatie verricht, voor die prestatie noodzakelijke essentiële onderdelen uitbesteedt aan een persoon onder wiens controle de eerste persoon staat, en in de uitbestedingsvoorwaarden bepaalde commerciële aspecten ontbreken?

4)

Dient de nationale rechter in omstandigheden als de onderhavige voorbij te gaan aan de contractuele bepalingen?

5)

Bij een ontkennend antwoord op de vierde vraag, leiden afspraken zoals in casu aan de orde er dan toe dat in strijd met het door de Zesde richtlijn (1) beoogde doel, een belastingvoordeel wordt toegekend in de zin van punten 74 tot en met 86 van het arrest Halifax Plc e.a. (C-255/02)?

6)

Bij een bevestigend antwoord op de vijfde vraag, hoe dienen afspraken in een situatie als de onderhavige dan te worden geherdefinieerd?


(1)  Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).