14.5.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 145/8 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge (België) op 16 februari 2011 — Connoisseur Belgium BVBA tegen Belgische Staat
(Zaak C-69/11)
2011/C 145/11
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Rechtbank van eerste aanleg te Brugge
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster: Connoisseur Belgium BVBA
Verweerder: Belgische Staat
Prejudiciële vraag
Schendt artikel 26 W.BTW artikel 11, A. 1. a) van de Zesde BTW-richlijn (1), thans vervat in artikel 73 van de richtlijn van de Raad E.G. nr. 2006/112 (2) van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde, en het neutraliteitsbeginsel inzake BTW, indien deze bepaling aldus wordt geïnterpreteerd dat de BTW is verschuldigd over kosten of bedragen die contractueel aan de medecontractant mogen aangerekend worden, maar die niet worden aangerekend?
(1) Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid- Staten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).
(2) PB L 347, blz. 1.