Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

21.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 217/7


Beroep ingesteld op 26 april 2012 — Europese Commissie/Franse Republiek

(Zaak C-197/12)

2012/C 217/13

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Dintilhac en C. Soulay, gemachtigden)

Verwerende partij: Franse Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Franse Republiek de krachtens de btw-richtlijn (1) en met name artikel 148, sub a, c, en d, ervan op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door, voor zover het gaat om schepen waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt en schepen die worden gebruikt voor de uitoefening van een commerciële activiteit, voor handelingen als bedoeld in artikel 262, II, punten 2, 3, 6 en 7, van de Code général des impôts (algemeen belastingwetboek) niet als voorwaarde voor btw-vrijstelling te stellen dat deze schepen voor de vaart op volle zee worden gebruikt;

de Franse Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie stelt dat, voor zover het gaat om schepen waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt en schepen die worden gebruikt voor de uitoefening van een commerciële activiteit, voor btw-vrijstelling voor handelingen als bedoeld in artikel 262, II, punten 2, 3, 6 en 7, van de Code général des impôts (CGI) niet als voorwaarde is gesteld dat deze schepen voor de vaart op volle zee worden gebruikt. Deze voorwaarde inzake het gebruik voor de vaart op volle zee was weliswaar in de Franse btw-regeling opgenomen als reactie op het met redenen omkleed advies dat de Commissie aan de nationale autoriteiten had gericht, maar de aanpassing van artikel 262, II, punt 2, CGI aan het bepaalde in de btw-richtlijn heeft geen effect meer als gevolg van een na die wetswijziging gepubliceerde formele standpuntbepaling, die bindend is voor de overheid en waarin geen sprake is van de betrokken voorwaarde, ook al schrijft de wet dit voor.

Volgens de Commissie kan geen van de tijdens de precontentieuze procedure door verweerster aangevoerde argumenten betreffende met name de strikte uitlegging van artikel 148, sub a, van de btw-richtlijn en de te enge uitlegging van de voorwaarde dat de schepen voor de vaart op volle zee worden gebruikt, de niet-naleving van de btw-richtlijn rechtvaardigen. Bovendien kan artikel 131 van de btw-richtlijn, waarop de Franse autoriteiten zich beroepen, niet als rechtvaardiging dienen om af te wijken van het beginsel dat vrijstellingen strikt moeten worden uitgelegd.


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).