11.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 243/7 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Înalta Curte de Casație și Justiție (Roemenië) op 22 mei 2012 — Călin Ion Plavoșin/Direcția Generală a Finanțelor Publice Timiș — Serviciul Solutionare Contestații, Activitatea de Inspecție Fiscală — Serviciul de Inspecție Fiscală Timiș
(Zaak C-250/12)
2012/C 243/12
Procestaal: Roemeens
Verwijzende rechter
Înalta Curte de Casație și Justiție
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Călin Ion Plavoșin
Verwerende partijen: Direcția Generală a Finanțelor Publice Timiș — Serviciul Solutionare Contestații, Activitatea de Inspecție Fiscală — Serviciul de Inspecție Fiscală Timiș
Prejudiciële vraag
Moeten de artikelen 73 en 78 van richtlijn 2006/112/EG (1) van de Raad aldus worden uitgelegd dat de maatstaf van heffing, indien een verkoper ex post wordt gekwalificeerd als btw-plichtige en de tegenprestatie (verkoopprijs) voor de levering van de onroerende zaak door de partijen is overeengekomen zonder dat de btw is genoemd, wordt bepaald:
a) |
door de tegenprestatie (verkoopprijs) voor de levering van de zaak die door partijen is overeengekomen, verminderd met de btw, of |
b) |
door de tegenprestatie (verkoopprijs) voor de levering van de zaak die door partijen is overeengekomen? |
(1) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).