Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

12.1.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/31


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Østre Landsret (Denemarken) op 17 oktober 2012 — ATP Pension Service A/S/Skatteministeriet

(Zaak C-464/12)

2013/C 9/52

Procestaal: Deens

Verwijzende rechter

Østre Landsret

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ATP Pension Service A/S

Verwerende partij: Skatteministeriet

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, aldus worden uitgelegd dat het begrip „beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen, als omschreven door de lidstaten” pensioenfondsen als die in het hoofdgeding omvatten, welke de volgende kenmerken hebben, wanneer de lidstaat de instellingen als bedoeld in punt 2 van de onderhavige verwijzingsbeslissing erkent als gemeenschappelijke beleggingsfondsen:

a)

de opbrengst voor de werknemer (pensioenspaarder) hangt af van het rendement van de beleggingen van het pensioenfonds,

b)

de werkgever behoeft geen aanvullende bijdragen te betalen teneinde een bepaalde opbrengst voor de pensioenspaarder te waarborgen,

c)

het pensioenfonds investeert de ingezamelde fondsen collectief met risicospreiding,

d)

het merendeel van de betalingen in het pensioenfonds is contractueel vastgelegd in een overeenkomst tussen vakorganisaties die individuele werknemers en werkgevers vertegenwoordigen, en is niet het gevolg van een persoonlijke beslissing van de individuele werknemer,

e)

de individuele werknemer kan voor zichzelf beslissen om aanvullende bijdragen te betalen in het pensioenfonds,

f)

zelfstandigen, werkgevers en bestuurders kunnen ervoor kiezen om pensioenbijdragen in het pensioenfonds te betalen,

g)

een vooraf bepaald gedeelte van de pensioenspaartegoeden waarvoor een collectief akkoord voor de werknemers is gesloten, wordt gebruikt om een jaarlijkse rente te kopen,

h)

de kosten van het pensioenfonds zijn ten laste van de pensioenspaarders,

i)

betalingen in het pensioenfonds zijn in de nationale inkomstenbelasting binnen bepaalde grenzen aftrekbaar,

j)

betalingen voor een persoonlijk pensioenplan, daaronder begrepen een pensioenfonds van een financiële instelling waar de bijdragen in een gemeenschappelijk beleggingsfonds kunnen worden belegd, zijn in de nationale inkomstenbelasting binnen dezelfde grenzen als sub i aftrekbaar,

k)

keerzijde van de fiscale aftrekbaarheid van de bijdragen sub i is de heffing van belasting over de pensioenuitkeringen, en

l)

de aangegroeide tegoeden worden in beginsel uitgekeerd nadat de betrokkene de pensioenleeftijd heeft bereikt?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn dan aldus worden uitgelegd dat het begrip „beheer” diensten als die in het hoofdgeding omvat (zie punt 1.2 van de verwijzingsbeslissing)?

3)

Moeten diensten als die in het hoofdgeding betreffende pensioenbetalingen (zie punt 1.2 van de verwijzingsbeslissing) voor de toepassing van artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde richtlijn worden beschouwd als één enkele dienst dan wel als verschillende afzonderlijke diensten die los van elkaar dienen te worden beoordeeld?

4)

Moet artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde richtlijn aldus worden uitgelegd dat de in deze bepaling vervatte btw-vrijstelling voor handelingen betreffende betalingen of overmakingen diensten betreffende pensioenbetalingen als die in het hoofdgeding omvat (zie punt 1.2 van de verwijzingsbeslissing)?

5)

Indien de vierde vraag ontkennend wordt beantwoord, moet artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde richtlijn aldus worden uitgelegd dat de in deze bepaling vervatte btw-vrijstelling voor handelingen betreffende deposito’s en rekeningcourantverkeer diensten betreffende pensioenbetalingen als die in het hoofdgeding omvat (zie punt 1.2 van de verwijzingsbeslissing)?