Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

25.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione (Italië) op 20 november 2013 — Idexx Laboratoires Italia Srl/Agenzia delle Entrate

(Zaak C-590/13)

2014/C 24/19

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte suprema di cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Idexx Laboratoires Italia Srl

Verwerende partij: Agenzia delle Entrate

Prejudiciële vragen

1)

Zijn de beginselen die het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest van 8 mei 2008 in de gevoegde zaken C-95/07 en C-96/07 heeft geformuleerd, volgens welke de artikelen 18, lid 1, sub d, en 22 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) (1) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, zoals gewijzigd bij richtlijn 91/680/EEG (2), zich verzetten tegen een praktijk van rectificatie van aangiften en naheffing van belasting over de toegevoegde waarde waarbij niet-nakoming van, enerzijds, de verplichtingen die voortvloeien uit formaliteiten die door de nationale regeling zijn voorgeschreven krachtens dat artikel 18, lid 1, sub d, en, anderzijds, de verplichtingen betreffende het voeren van boekhouding en het indienen van aangiften die voortvloeien uit dat artikel 22, lid 2 respectievelijk lid 4, wordt bestraft met verval van het recht op aftrek bij toepassing van de verleggingsregeling, ook van toepassing in geval van volledige niet-nakoming van de verplichtingen die in deze regeling zijn voorgeschreven wanneer er geen twijfel is dat een persoon gehouden is de belasting te betalen en recht heeft op aftrek?

2)

Verwijzen de uitdrukkingen „obblighi sostanziali”, [„materiële voorwaarden”,] „substantive requirements” en „exigences de fond” die het Hof van Justitie in de verschillende taalversies van het arrest van 8 mei 2008 in de gevoegde zaken C-95/07 en C-96/07 in verband met de zogenoemde verleggingsregeling voor de btw heeft gebruikt, naar de noodzaak de btw te betalen of de belastingschuld over te nemen, of naar de materiële voorwaarden voor de onderwerping van de belastingplichtige aan de belasting en het recht op aftrek met het oog op behoud van het beginsel van de neutraliteit van deze uniforme Europese belasting, zoals inherentie, belastbaarheid en volledige aftrekbaarheid?


(1)  Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).

(2)  Richtlijn 91/680/EEG van de Raad van 16 december 1991 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van richtlijn 77/388/EEG (PB L 376, blz. 1).