Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

3 september 2015 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Staatssteun – Berekening van rente bij de terugvordering van steun die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt – Enkelvoudige of samengestelde rente – Nationale wettelijke regeling die voor de renteberekening verwijst naar verordening (EG) nr. 794/2004 – Terugvorderingsbeschikking waarvan kennis is gegeven vóór inwerkingtreding van die verordening”

In zaak C-89/14,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Corte suprema di cassazione (Italië) bij beslissing van 14 november 2013, ingekomen bij het Hof op 21 februari 2014, in de procedure

A2A SpA

tegen

Agenzia delle Entrate,

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: T. von Danwitz (rapporteur), kamerpresident, C. Vajda, A. Rosas, E. Juhász en D. Šváby, rechters,

advocaat-generaal: M. Wathelet,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        A2A SpA, vertegenwoordigd door A. Santa Maria, G. Russo Corvace, G. Pizzonia, G. Zoppini en E. Gambaro, avvocati,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door G. De Bellis, avvocato dello Stato,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door D. Grespan en B. Stromsky als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 26 maart 2015,

het navolgende

Arrest

1        Het prejudiciële verzoek betreft de uitlegging van artikel 14 van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 EG (PB L 83, blz. 1), en de artikelen 9, 11 en 13 van verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van verordening nr. 659/1999 (PB L 140, blz. 1, met rectificatie in PB 2004, L 286, blz. 3).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen A2A SpA (hierna: „A2A”) en de Agenzia delle Entrate (Italiaanse belastingdienst) naar aanleiding van de terugvordering, vermeerderd met samengestelde rente, van steun die onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard bij beschikking 2003/193/EG van de Commissie van 5 juni 2002 inzake de steunmaatregel betreffende belastingvrijstellingen en leningen tegen gunstige voorwaarden die Italië heeft verstrekt ten gunste van nutsbedrijven waarin de overheid een meerderheidsdeelneming heeft (PB 2003, L 77, blz. 21).

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

 Verordening nr. 659/1999

3        Overweging 13 van verordening nr. 659/1999 is als volgt verwoord:

„Overwegende dat in gevallen van niet met de gemeenschappelijke markt verenigbare onrechtmatige steun, de daadwerkelijke mededinging dient te worden hersteld; dat het hiertoe noodzakelijk is dat de steun, met inbegrip van de rente, onverwijld wordt teruggevorderd; dat het passend is de terugvordering overeenkomstig de procedures van nationaal recht te doen geschieden; dat de toepassing van die procedures niet, door verhindering van de onverwijlde en daadwerkelijke uitvoering van de beschikking van de Commissie, het herstel van daadwerkelijke mededinging mag beletten; dat de lidstaten daartoe dan ook alle nodige maatregelen moeten treffen om de effectiviteit van die beschikking te verzekeren”.

4        Artikel 14 van deze verordening, „Terugvordering van steun”, bepaalt:

„1.      Indien negatieve beschikkingen worden gegeven in gevallen van onrechtmatige steun beschikt de Commissie dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen (,terugvorderingsbeschikkingʼ). De Commissie verlangt geen terugvordering van de steun indien zulks in strijd is met een algemeen beginsel van het gemeenschapsrecht.

2.      De op grond van een terugvorderingsbeschikking terug te vorderen steun omvat rente tegen een door de Commissie vastgesteld passend percentage. De rente is betaalbaar vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun.

3.      Onverminderd een beschikking van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 185 [EG], dient terugvordering onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures van de betrokken lidstaat te geschieden, voor zover die procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de beschikking van de Commissie toelaten. Daartoe nemen de betrokken lidstaten in geval van een procedure voor een nationale rechtbank alle nodige maatregelen, met inbegrip van voorlopige maatregelen, waarover zij binnen hun nationale rechtsstelsel beschikken om dit doel te bereiken, onverminderd de communautaire wetgeving.”

 Mededeling van de Commissie betreffende de toe te passen rentepercentages bij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun

5        De mededeling van de Commissie betreffende de toe te passen rentepercentages bij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 8 mei 2003 (PB C 110, blz. 21), vermeldt:

„[...]

In het kader van het proces van loyale samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten is bij de uitvoering van bepaalde terugvorderingsbeschikkingen de vraag gerezen of bovenbedoeld rentepercentage op enkelvoudige dan wel op samengestelde basis dient te worden toegepast. [...] Gezien de doelstellingen die met de terugvordering van onrechtmatige steun worden beoogd en de plaats die terugvordering bekleedt in het bij het Verdrag ingestelde stelsel voor de controle op staatssteun, acht de Commissie het dan ook dringend noodzakelijk haar standpunt ter zake te verduidelijken.

[...]

Op de markt is het gebruikelijk enkelvoudige interest te berekenen wanneer de begunstigde van de financiële middelen niet vóór het verstrijken van de beschouwde periode over het rentebedrag kan beschikken, bijvoorbeeld wanneer de rente pas aan het einde van de periode wordt uitbetaald. Samengestelde interest daarentegen wordt gewoonlijk berekend indien mag worden aangenomen dat het rentebedrag elk jaar (of elke periode) aan de begunstigde wordt uitbetaald en dus telkens bij het initiële kapitaalbedrag wordt gevoegd. In het laatste geval verdient de begunstigde ook rente op de voor elke periode uitbetaalde rente.

[...] Ondanks de verscheidenheid aan mogelijke situaties lijkt het er derhalve op dat de verlening van onrechtmatige steun tot gevolg heeft dat aan de begunstigde financiële middelen worden verstrekt op soortgelijke voorwaarden als die welke gelden voor een renteloze lening op middellange termijn. Het lijkt dan ook aangewezen dat samengestelde interest in rekening wordt gebracht om ervoor te zorgen dat de financiële voordelen die uit een dergelijke situatie voortvloeien, volledig worden geneutraliseerd.

De Commissie stelt de lidstaten en de belanghebbenden er bijgevolg van in kennis dat zij in al haar toekomstige beschikkingen waarbij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun verplicht wordt gesteld, het referentiepercentage voor de berekening van het netto subsidie-equivalent bij regionale steun op samengestelde basis zal toepassen. Conform de gangbare marktpraktijken zal de berekening van de samengestelde interest op jaarbasis geschieden. De Commissie verwacht ook van de lidstaten dat zij bij de uitvoering van hangende terugvorderingsbeschikkingen samengestelde interest in rekening brengen, tenzij zulks zou indruisen tegen een algemeen beginsel van het gemeenschapsrecht.”

 Verordening nr. 794/2004

6        De artikelen 9 en 11 van verordening nr. 794/2004 staan in hoofdstuk V over het bij terugvordering van onrechtmatige steun toe te passen rentepercentage.

7        Artikel 9 van deze verordening, „Methode voor de vaststelling van het rentepercentage”, bepaalt:

„1.      Tenzij in een bijzonder besluit anders is bepaald, is het bij terugvordering van in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag verleende staatssteun toe te passen rentepercentage, een voor elk kalenderjaar vastgesteld jaarlijks rentepercentage.

Dit percentage wordt berekend op de grondslag van het gemiddelde van de vijfjaarlijkse interbancaire swaprente voor september, oktober en november van het voorgaande jaar, verhoogd met 75 basispunten. In naar behoren met redenen omklede gevallen kan de Commissie dit percentage voor één of meer lidstaten met meer dan 75 basispunten verhogen.

2.      Indien het laatst beschikbare driemaandelijkse gemiddelde van de vijfjaarlijkse interbancaire swaprente, verhoogd met 75 basispunten, meer dan 15 procent afwijkt van het geldende rentepercentage voor de terugvordering van staatssteun, herberekent de Commissie dit laatste rentepercentage.

Het nieuwe percentage is van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de herberekening door de Commissie. De Commissie stelt de lidstaten bij brief in kennis van de herberekening en de datum vanaf welke deze van toepassing is.

3.      Het rentepercentage wordt voor elke lidstaat afzonderlijk of voor twee of meer lidstaten samen vastgesteld.

4.      Bij gebreke van betrouwbare of gelijkwaardige gegevens of in uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie, in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaat of lidstaten, voor één of meer lidstaten een bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentage vaststellen met gebruikmaking van een andere methode en op de grondslag van de gegevens waarover zij beschikt.”

8        Artikel 11 van verordening nr. 794/2004, „Methode voor de toepassing van het rentepercentage”, bepaalt in lid 2:

„Het rentepercentage wordt op samengestelde grondslag toegepast, tot de datum waarop de steun is terugbetaald. Over de rente die betrekking heeft op het voorgaande jaar is in elk volgende jaar rente verschuldigd.”

9        Overeenkomstig artikel 13, eerste alinea, van verordening nr. 794/2004 treedt deze verordening in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Aangezien deze verordening op 30 april 2004 in het Publicatieblad van de Europese Unie is gepubliceerd, is zij in werking getreden op 20 mei 2004. Volgens artikel 13, vijfde alinea, van de verordening is artikel 11 voorts van toepassing op alle terugvorderingsbeschikkingen waarvan na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kennis wordt gegeven.

 Beschikking 2003/193

10      Op 5 juni 2002 heeft de Commissie beschikking 2003/193 vastgesteld, waarvan op 7 juni 2002 kennis is gegeven aan de Italiaanse Republiek. In artikel 2 van deze beschikking heeft de Commissie vastgesteld dat de vrijstelling van de inkomstenbelasting ten gunste van de in dat artikel bedoelde vennootschappen op aandelen waarin de overheid een meerderheidsdeelneming heeft, staatssteun vormde in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, die niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

11      Artikel 3 van deze beschikking luidt:

„Italië neemt alle nodige maatregelen om de krachtens de in artikel 2 genoemde regelingen reeds onwettig ter beschikking gestelde steun van de begunstigden terug te vorderen.

De terugvordering geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures voor zover deze procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de onderhavige beschikking toelaten.

De terug te vorderen steun omvat rente vanaf de datum waarop de steun de begunstigden ter beschikking is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op grond van de referentievoet welke wordt gehanteerd voor de berekening van het subsidie-equivalent in het kader van regionale steunregelingen.”

 Italiaans recht

12      Artikel 1283 van de Codice civile (burgerlijk wetboek) bepaalt:

„Behoudens andersluidende gewoonte kan rente die opeisbaar is geworden, pas rente dragen vanaf de dag van de vordering in rechte of krachtens een na de vervaldatum gesloten overeenkomst, mits deze rente ten minste voor zes maanden verschuldigd is.”

13      Artikel 24 van decreto legge nr. 185/2008 – Misure urgenti per il sostegno a famiglie, lavoro, occupazione e impresa e per ridisegnare in funzione anti-crisi il quadro strategico nazionale (voorlopig wetsdecreet nr. 185/2008 houdende vaststelling van spoedmaatregelen ter ondersteuning van gezinnen, ondernemingen en de werkgelegenheid en tot wijziging van het nationaal strategisch kader met het oog op bestrijding van de crisis) van 29 november 2008, zoals gewijzigd en omgezet bij wet nr. 2 van 28 januari 2009 (hierna: „d.l. nr. 185/2008”), betreffende de tenuitvoerlegging van Europese beschikkingen over de terugvordering van onrechtmatige staatssteun, bepaalt in lid 4:

„De in lid 2 bedoelde rente wordt berekend volgens de bepalingen van hoofdstuk V van verordening [...] nr. 794/2004 [...]”.

14      Artikel 36 van d.l. nr. 185/2008 stelt vast dat dit decreto legge in werking treedt op de dag van bekendmaking in de Gazzetta Ufficiale della Repubblica italiana. Die bekendmaking heeft plaatsgevonden op 29 november 2008.

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

15      A2A is een vennootschap ontstaan uit de fusie tussen ASM Brescia SpA en AEM SpA. Deze twee vennootschappen hebben geprofiteerd van een driejarige vrijstelling van de vennootschapsbelasting die de Italiaanse Republiek heeft verleend ten gunste van vennootschappen op aandelen waarin de overheid een meerderheidsdeelneming had. Bij beschikking 2003/193, waarvan de Italiaanse Republiek op 7 juni 2002 in kennis is gesteld, heeft de Commissie vastgesteld dat deze vrijstelling staatssteun in strijd met de gemeenschappelijke markt vormde.

16      In het arrest Commissie/Italië (C-207/05, EU:C:2006:366, punt 54) heeft het Hof geoordeeld dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijnen de maatregelen te nemen die nodig zijn om de bij beschikking 2003/193 onrechtmatig en met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar verklaarde steun van de begunstigden terug te vorderen, de krachtens deze beschikking op haar rustende verplichtingen niet was nagekomen.

17      Naar aanleiding van dit arrest heeft de Italiaanse Republiek de terugvordering van de betrokken steunmaatregelen geregeld bij achtereenvolgens artikel 1 van decreto legge nr. 10/2007 – Disposizioni volte a dare attuazione ad obblighi comunitari ed internazionali (voorlopig wetsdecreet nr. 10/2007 houdende bepalingen tot uitvoering van communautaire en internationale verplichtingen) van 15 februari 2007, zoals gewijzigd en omgezet bij wet nr. 46 van 6 april 2007 (hierna: „d.l. nr. 10/2007”) betreffende „Uitvoering van het arrest gewezen door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op 1 juni 2006 in zaak C-207/05. Tenuitvoerlegging van beschikking 2003/193 van de Commissie van 5 juni 2002. Inbreukprocedure uit hoofde van artikel 228 EG nr. 2006/2456”; artikel 24 van d.l. nr. 185/2008, en artikel 19 van decreto legge nr. 135/2009 – Disposizioni urgenti per l’attuazione di obblighi comunitari e per l’esecuzione di sentenze della Corte di giustizia delle Comunità europee (voorlopig wetsdecreet nr. 135/2009 houdende spoedmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van communautaire verplichtingen en de uitvoering van arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen) van 25 september 2009, zoals gewijzigd en omgezet bij wet nr. 166 van 20 november 2009.

18      De Agenzia delle Entrate heeft A2A in de loop van 2009 belastingaanslagen toegezonden om de bedragen te vorderen die verschuldigd waren voor de vennootschapsbelasting die ASM Brescia SpA en AEM Spa niet hadden voldaan uit hoofde van de vrijstelling die de Italiaanse Republiek had verleend. Bij deze aanslagen werd betaling gevorderd van een hoofdsom van 170 miljoen EUR, vermeerderd met 120 miljoen EUR rente berekend op samengestelde basis.

19      A2A heeft tegen deze aanslagen beroep ingesteld. Voor de verwijzende rechter, de Corte suprema di cassazione, voert zij aan dat artikel 24, lid 4, van d.l. nr. 185/2008 in strijd is met het recht van de Unie. Voor de berekening van de rente verwijst deze bepaling namelijk naar de artikelen 9 en 11 van verordening nr. 794/2004, terwijl die verordening volgens artikel 13, vijfde alinea, ervan ratione temporis niet van toepassing is op beschikking 2003/193, omdat daarvan aan de Italiaanse Republiek is kennisgegeven voordat deze verordening in werking trad.

20      In zijn verzoek om een prejudiciële beslissing merkt de verwijzende rechter in dat verband op, onder verwijzing naar het arrest Commissie/Département du Loiret (C-295/07 P, EU:C:2008:707, punt 46), dat op het tijdstip van vaststelling van beschikking 2003/193 noch het Unierecht noch de rechtspraak van het Hof preciseerde dat de rente bij terugvordering van de in die beschikking genoemde steunmaatregelen samengesteld moest zijn. De verwijzende rechter voegt daaraan toe dat de praktijk van de Commissie toentertijd verwees naar de bepalingen van nationaal recht. Volgens artikel 1282 Codice civile wordt naar Italiaans recht enkelvoudige rente toegepast en is samengestelde rente voor verbintenissen tot betaling van een geldsom enkel toegestaan onder de voorwaarden van artikel 1283 Codice civile, waaraan niet is voldaan in het geval van de terugvordering van de steunmaatregelen die in het hoofdgeding aan de orde zijn.

21      Onder deze omstandigheden vraagt de Corte suprema di cassazione zich af of het recht van de Unie zich verzet tegen een nationale bepaling, zoals artikel 24, lid 4, van d.l. nr. 185/2008, krachtens welke samengestelde rente kan worden toegepast bij de terugvordering van staatssteun, terwijl van de betrokken terugvorderingsbeschikking vóór inwerkingtreding van verordening nr. 794/2004 is kennisgegeven.

22      Daarop heeft deze rechter de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Moeten artikel 14 van verordening (EG) nr. 659/1999 [...] en de artikelen 9, 11 en 13 van verordening (EG) nr. 794/2004 [...] aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die met betrekking tot de terugvordering van staatssteun naar aanleiding van een beschikking van de Commissie waarvan op 7 juni 2002 is kennisgegeven, bepaalt dat de rente wordt berekend op basis van de bepalingen van hoofdstuk V van verordening nr. 794/2004 (met name de artikelen 9 en 11), en dus met toepassing van samengestelde rente?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

23      Met zijn prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het recht van de Unie, met name artikel 14 van verordening nr. 659/1999 en de artikelen 11 en 13 van verordening nr. 794/2004, zich verzet tegen een nationale regeling, zoals artikel 24, lid 4, van d.l. nr. 185/2008, die door middel van een verwijzing naar verordening nr. 794/2004 bepaalt dat samengestelde rente wordt toegepast bij de terugvordering van staatssteun die onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, terwijl de beschikking waarbij deze steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard en terugvordering is gelast, vóór inwerkingtreding van die verordening is vastgesteld en daarvan vóór die inwerkingtreding aan de betrokken lidstaat is kennisgegeven.

24      Vooraf moet worden vastgesteld dat het verzoek om een prejudiciële beslissing niet enkel verwijst naar artikel 24, lid 4, van d.l. nr. 185/2008, maar ook naar artikel 1 van d.l. nr. 10/2007 en artikel 19 van d.l. nr. 135/2009 van 25 september 2009, die in punt 17 van het onderhavige arrest worden vermeld. De verwijzende rechter wijst erop dat de tekst van artikel 1, lid 3, van d.l. nr. 10/2007 van 15 februari 2007, voor zover van belang voor het hoofdgeding, gelijk is aan die van artikel 24, lid 4, van d.l. nr. 185/2008.

25      In het verzoek om een prejudiciële beslissing is niet duidelijk aangegeven welke van deze bepalingen van toepassing is in het hoofdgeding. Daarin wordt enkel geconstateerd dat de uitspraak die het voorwerp van het geding voor de verwijzende rechter is, berust op de vaststelling dat „de berekening van rente op rente correct is, want in overeenstemming met artikel 24, lid 4, van wetsdecreet nr. 185/2008”. Onder deze omstandigheden moet worden uitgegaan van de hypothese dat deze laatste bepaling van toepassing is op het hoofdgeding. Het is aan de verwijzende rechter dit na te gaan.

26      Volgens artikel 14, lid 1, van verordening nr. 659/1999 beschikt de Commissie in geval van een negatieve beschikking inzake onrechtmatige steun dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen. Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van deze verordening omvat de op grond van een terugvorderingsbeschikking terug te vorderen steun rente. Deze laatste bepaling geeft echter niet aan of deze rente op enkelvoudige of op samengestelde basis moet worden berekend.

27      In dat verband moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat artikel 11, lid 2, van verordening nr. 794/2004 weliswaar bepaalt dat het rentepercentage op samengestelde grondslag wordt toegepast tot de datum waarop de steun is terugbetaald, en dat over de rente die betrekking heeft op het voorgaande jaar in elk volgende jaar rente verschuldigd is, maar dat deze bepaling overeenkomstig artikel 13, vijfde alinea, van de verordening slechts van toepassing is op terugvorderingsbeschikkingen waarvan kennis wordt gegeven na de datum van inwerkingtreding van deze verordening, te weten 20 mei 2004.

28      Aangezien van beschikking nr. 2003/193, waarbij de steun die in het hoofdgeding wordt teruggevorderd, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, op 7 juni 2002 aan de Italiaanse Republiek is kennisgegeven, dus vóór inwerkingtreding van verordening nr. 794/2004, is artikel 11, lid 2, van deze verordening als zodanig ratione temporis niet van toepassing op het hoofdgeding.

29      In de tweede plaats, met betrekking tot de vraag welke regeling vóór inwerkingtreding van verordening nr. 794/2004 van toepassing was op de kwestie of de rente enkelvoudig of samengesteld moet worden berekend, moet eraan worden herinnerd dat het Hof in het arrest Commissie/Département du Loiret (C-295/07 P, EU:C:2008:707, punt 46) heeft vastgesteld dat op de dag van vaststelling van de beschikking die aan de orde was in de zaak die heeft geleid tot dat arrest, namelijk 12 juli 2000, noch het gemeenschapsrecht noch de rechtspraak van het Hof of het Gerecht preciseerde of de rente die de terug te vorderen steun dient te omvatten, moest worden berekend op enkelvoudige of samengestelde basis. Bij gebreke van een bepaling van Unierecht op dat gebied heeft het Hof overwogen dat de kwestie van de oplegging van rente in de praktijk van de Commissie, die met name in haar brief SG(91) D/4577 van 4 maart 1991 was uiteengezet, gekoppeld werd aan de procedurevoorschriften voor de terugvordering, onder verwijzing dienaangaande naar het nationale recht (arrest Commissie/Département du Loiret, C-295/07 P, EU:C:2008:707, punten 82-84).

30      Pas in haar mededeling betreffende de toe te passen rentepercentages bij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun, bekendgemaakt op 8 mei 2003, heeft de Commissie uitdrukkelijk aangekondigd dat zij in al haar toekomstige beschikkingen waarbij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun zou worden gelast, een samengestelde rente zou toepassen (arrest Commissie/Département du Loiret, C-295/07 P, EU:C:2008:707, punt 46) en dat zij van de lidstaten verwachtte dat deze bij de uitvoering van alle terugvorderingsbeschikkingen samengestelde interest in rekening zouden brengen.

31      Beschikking 2003/193 schrijft in artikel 3, lid 2, voor dat de terugvordering onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures geschiedt, echter zonder aanvullende aanwijzingen over de vraag of deze rente enkelvoudig of samengesteld moet zijn.

32      Daar van deze beschikking op 7 juni 2002 aan de Italiaanse Republiek is kennisgegeven, dat wil zeggen vóór de wijziging van de praktijk van de Commissie die in haar mededeling betreffende de toe te passen rentepercentages bij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun is aangekondigd, moet op de grondslag van de rechtspraak uitgewerkt in het arrest Commissie/Département du Loiret (C-295/07 P, EU:C:2008:707) worden geconcludeerd dat de vraag of de rente in casu enkelvoudig of samengesteld moest worden berekend, aan de hand van het nationale recht moest worden beantwoord.

33      In dat verband merkt de verwijzende rechter in zijn verwijzingsbeslissing op dat de bewoordingen van artikel 24, lid 4, van d.l. nr. 185/2008 alleen naar hoofdstuk V van verordening nr. 794/2004 verwijzen en niet naar hoofdstuk VI ervan, waarin de overgangsbepaling van artikel 13 is opgenomen, zodat deze verwijzing door het nationale recht niet is onderworpen aan de temporele restrictie van dat artikel.

34      Artikel 24, lid 4, van d.l. nr. 185/2008, zoals opgevat door de verwijzende rechter, kan niet worden beschouwd als strijdig met artikel 13 van verordening nr. 794/2004. Hoewel in de eerste alinea van dat artikel de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt bepaald en in de vijfde alinea nader wordt bepaald dat artikel 11, lid 2, van die verordening, betreffende de berekening van de rente op samengestelde basis, enkel van toepassing is op terugvorderingsbeschikkingen waarvan na de datum van inwerkingtreding van die verordening kennis wordt gegeven, kan uit een dergelijke restrictie van de toepasselijkheid ratione temporis van verordening nr. 794/2004 geen beginsel worden afgeleid dat de lidstaten, die op de datum van vaststelling van beschikking 2003/193 als enige bevoegd waren om de grondslag voor de berekening van de rente te bepalen, verbiedt om in hun wetgeving te kiezen voor een regeling van een bepaalde strekking. Bij artikel 13 van verordening nr. 794/2004 is dus geen verbod van terugwerkende kracht van de nationale regelgeving vóór inwerkingtreding van verordening nr. 794/2004 ingevoerd.

35      In de derde plaats is het van belang op te merken dat d.l. nr. 185/2008 met de regeling van de wijze van berekening van de rente die bij de terugvordering van onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaarde steun in rekening moet worden gebracht, met name ziet op de omzetting van artikel 3 van beschikking 2003/193. Derhalve legt dit decreto legge artikel 14, lid 1, van verordening nr. 659/1999 ten uitvoer. Uit vaste rechtspraak volgt dat wanneer de lidstaten maatregelen nemen ter uitvoering van het Unierecht, zij gehouden zijn om de algemene beginselen van dit recht in acht te nemen (arrest Ålands Vindkraft, C-573/12, EU:C:2014:2037, punt 125).

36      Onder deze algemene beginselen zijn onder meer het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen.

37      In dat verband is het van belang eraan te herinneren dat het rechtszekerheidsbeginsel zich er volgens vaste rechtspraak van het Hof weliswaar tegen verzet dat een verordening met terugwerkende kracht wordt toegepast, namelijk op een rechtspositie die vóór inwerkingtreding ervan is verworven, ongeacht of de gevolgen hiervan voor de betrokkene gunstig of ongunstig zijn, maar hetzelfde beginsel verlangt dat elke feitelijke situatie in de regel behoudens uitdrukkelijke bepaling van het tegendeel wordt beoordeeld volgens de op het desbetreffende tijdstip geldende bepalingen. Hoewel de nieuwe wet dus enkel geldt voor de toekomst, is zij, tenzij anders is bepaald, ook van toepassing op de toekomstige gevolgen van situaties die onder de oude wet zijn ontstaan (zie in die zin arrest Bavaria, C-120/08, EU:C:2010:798, punten 40, 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

38      Evenzo mag volgens vaste rechtspraak van het Hof aan het vertrouwensbeginsel niet een dusdanig ruime draagwijdte worden gegeven dat een nieuwe regeling nooit van toepassing kan zijn op de toekomstige gevolgen van situaties die onder de oude regeling zijn ontstaan (arrest Stadt Papenburg, C-226/08, EU:C:2010:10, punt 46 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

39      In casu moet eraan worden herinnerd dat de toepassing van samengestelde rente is ingevoerd bij de in de punten 24 en 25 van het onderhavige arrest bedoelde nationale regeling. Vóór inwerkingtreding van deze regeling werd naar Italiaans recht, krachtens artikel 1282 Codice civile, enkelvoudige rente berekend.

40      D.l. nr. 185/2008 schrijft voor dat samengestelde rente in rekening wordt gebracht bij de terugvordering van de steun die bij beschikking 2003/193 onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, maar de regeling heeft geen terugwerkende kracht; dit decreto legge past enkel een nieuwe regeling toe op de toekomstige gevolgen van situaties die zijn ontstaan onder de vigeur van de voorafgaande regeling.

41      Enerzijds stelt artikel 36 van d.l. nr. 185/2008 de inwerkingtreding ervan namelijk op de dag van bekendmaking ervan in de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana (29 november 2008), zodat dit decreto legge niet vóór de dag van bekendmaking ervan in werking is getreden; anderzijds is A2A na inwerkingtreding van dit decreto legge in kennis gesteld van de belastingaanslagen waarbij samengestelde rente in rekening is gebracht. Aangezien de onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaarde steun die in het hoofdgeding aan de orde is, op de datum van inwerkingtreding van dit decreto legge niet was teruggevorderd noch voorwerp van een belastingaanslag was geweest, kan dat decreto legge niet worden geacht gevolgen te hebben ten aanzien van een vóór inwerkingtreding ervan verworven rechtspositie.

42      Overigens moet, gelet op de aanmerkelijke periode die is verstreken tussen de vaststelling van beschikking 2003/193, waarbij de Commissie terugvordering heeft gelast van de staatssteun die in het hoofdgeding aan de orde is (5 juni 2002), en de belastingaanslag met het oog op de daadwerkelijke terugvordering van deze steun (in de loop van 2009), worden vastgesteld dat de toepassing van samengestelde rente een bijzonder werkzaam middel is om het concurrentievoordeel te neutraliseren dat onrechtmatig aan de door de staatssteun begunstigde ondernemingen is verleend.

43      Dientengevolge verzetten de algemene beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen zich niet tegen een nationale regeling zoals d.l. nr. 185/2008, die in het hoofdgeding aan de orde is.

44      Tot slot moet, met betrekking tot de vraag van A2A in haar schriftelijke opmerkingen of d.l. nr. 185/2008 afbreuk doet aan het beginsel van gelijke behandeling, worden opgemerkt dat andere, door partijen bij het hoofdgeding aan het Hof voorgelegde vragen dan de vragen in de verwijzingsbeslissing van de nationale rechter, volgens vaste rechtspraak niet hoeven te worden behandeld (zie in die zin arrest Kersbergen-Lap en Dams-Schipper, C-154/05, EU:C:2006:449, punten 21 en 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

45      Vast staat dat de verwijzende rechter deze vraag in zijn verwijzingsbeslissing niet aan de orde heeft gesteld.

46      Het Hof beschikt hoe dan ook niet over gegevens aan de hand waarvan het kan toetsen of A2A tracht een nationale beslissingspraktijk in te roepen die haaks zou kunnen staan op het legaliteitsbeginsel. Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet het beginsel van gelijke behandeling worden afgewogen tegen het legaliteitsbeginsel, volgens hetwelk niemand zich ten eigen voordele kan beroepen op een onwettigheid waarvan anderen hebben kunnen profiteren (arrest The Rank Group, C-259/10 en C-260/10, EU:C:2011:719, punt 62 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

47      Het Hof kan het argument van A2A over een eventueel verschil van behandeling in strijd met het verbod van discriminatie dus niet onderzoeken.

48      Gelet op het voorgaande moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 14 van verordening nr. 659/1999 en de artikelen 11 en 13 van verordening nr. 794/2004 zich niet verzetten tegen een nationale regeling, zoals artikel 24, lid 4, van d.l. nr. 185/2008, die door middel van een verwijzing naar verordening nr. 794/2004 bepaalt dat samengestelde rente wordt toegepast bij de terugvordering van staatssteun, terwijl de beschikking waarbij deze steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard en terugvordering is gelast, vóór inwerkingtreding van die verordening is vastgesteld en daarvan vóór die inwerkingtreding aan de betrokken lidstaat is kennisgegeven.

 Kosten

49      Ten aanzien van de partijen in de hoofdgedingen is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 14 van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag, en de artikelen 11 en 13 van verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van verordening nr. 659/1999, verzetten zich niet tegen een nationale regeling, zoals artikel 24, lid 4, van voorlopig wetsdecreet nr. 185 van 29 november 2008 houdende vaststelling van spoedmaatregelen ter ondersteuning van gezinnen, ondernemingen en de werkgelegenheid en tot wijziging van het nationaal strategisch kader met het oog op bestrijding van de crisis, zoals gewijzigd en omgezet bij wet nr. 2 van 28 januari 2009, die door middel van een verwijzing naar verordening nr. 794/2004 bepaalt dat samengestelde rente wordt toegepast bij de terugvordering van staatssteun, terwijl de beschikking waarbij deze steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard en terugvordering is gelast, vóór inwerkingtreding van die verordening is vastgesteld en daarvan vóór die inwerkingtreding aan de betrokken lidstaat is kennisgegeven.

ondertekeningen


* Procestaal: Italiaans.