Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

30.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 202/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vrhovno sodišče Republike Slovenije (Slovenië) op 25 april 2014 — NLB Leasing d.o.o./Republiek Slovenië — Ministrstvo za finance

(Zaak C-209/14)

2014/C 202/18

Procestaal: Sloveens

Verwijzende rechter

Vrhovno sodišče Republike Slovenije

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster in eerste aanleg en verzoekster tot cassatie: NLB Leasing d.o.o.

Verweerster in eerste aanleg en verweerster in cassatie: Republiek Slovenië — Ministrstvo za finance

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 90, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG (1) van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, in het licht van omstandigheden zoals in het hoofdgeding, aldus worden uitgelegd dat de restitutie van het leaseobject (onroerend goed) aan de lessor wegens niet-betaling van de verplichtingen van de lessee met het oog op verkoop en compensatie van de leaseovereenkomst, zij het na het verschijnen van alle leasetermijnen, een geval van „annulering, verbreking, ontbinding of gehele of gedeeltelijk[e] niet-betaling” na levering oplevert, zodat de maatstaf van heffing dienovereenkomstig moet worden verlaagd?

2)

Moeten de artikelen 2, lid 1, 14 en 24, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, aldus worden uitgelegd dat het bedrag voor de koopoptie, dat het grootste deel van de verplichtingen uit de financiëleleaseovereenkomsten vertegenwoordigt en de lessee aan de lessor heeft betaald doordat het leaseobject wegens niet-betaling van de verplichtingen in het bezit van de lessor is teruggekeerd, de lessor dat leaseobject aan een derde heeft verkocht en het surplus van de koopsom — na aftrek, in de eindafrekening, van het bedrag van de koopoptie — aan de lessee is uitgekeerd, moet worden beschouwd als tegenprestatie voor de uitvoering van de overeenkomsten en de levering van goederen die als zodanig onderworpen is aan de btw; of als tegenprestatie voor de dienst van verhuur of gebruik van het onroerende goed (en als zodanig onderworpen aan de btw krachtens de wet of op grond van keuze van de belastingplichtige); of als vergoeding van de schade voor de verbreking van de overeenkomst, bedoeld om het nadeel te herstellen dat is veroorzaakt door de niet-nakoming door de lessee, vergoeding die geen rechtstreekse band heeft met welke dienst onder bezwarende titel dan ook en als zodanig niet is onderworpen aan de btw?

3)

Indien de tweede vraag aldus wordt beantwoord dat sprake is van een tegenprestatie voor de levering van goederen en de uitvoering van de overeenkomsten: staat het beginsel van neutraliteit van de btw eraan in de weg dat de lessor tweemaal btw voldoet, namelijk een eerste maal bij de sluiting van de financiëleleaseovereenkomsten (ook ter zake van het bedrag van de koopopties, dat het grootste deel van de waarde van de overeenkomsten vertegenwoordigde) en een tweede maal bij de (daaropvolgende) verkoop van het onroerende goed aan een derde (vanwege de niet-betaling van de verplichtingen van de lessee), aangezien de btw ter zake van deze tweede levering volgens de eindafrekening op de lessee drukt?


(1)  PB L 347, blz. 1.