7.3.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 90/3 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hessisch Finanzgericht (Duitsland) op 6 november 2015 — Wallenborn Transports SA/Hauptzollamt Gießen
(Zaak C-571/15)
(2016/C 090/05)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Hessisches Finanzgericht
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Wallenborn Transports SA
Verwerende partij: Hauptzollamt Gießen
Prejudiciële vragen
Vraag 1:
Is de btw-regeling van een lidstaat, op basis waarvan vrije zones van het controletype I (vrijhavens) niet tot het binnenland behoren, een situatie in de zin van artikel 156, zoals genoemd in artikel 61, eerste alinea, en in artikel 71, lid 1, eerste alinea, van de btw-richtlijn (1)?
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord:
Vraag 2:
Vinden voor goederen die aan invoerrechten zijn onderworpen, overeenkomstig artikel 71, lid 1, tweede alinea, van de btw-richtlijn, het belastbare feit en het verschuldigd worden van de belasting plaats op hetzelfde tijdstip als dat waarop het belastbare feit en het verschuldigd worden ter zake van de invoerrechten zich voordoen, wanneer het belastbare feit en het verschuldigd worden ter zake van de invoerrechten zich voordoen in een vrije zone van het controletype I, en de wettelijke btw-regeling van de lidstaat tot wiens grondgebied de vrije zone behoort, bepaalt dat vrije zones van het controletype I (vrijhavens) niet tot het binnenland behoren?
Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord:
Vraag 3:
Vinden voor een goed dat onder een regeling extern douanevervoer, zonder beëindiging van deze regeling, is binnengebracht in een vrije zone van het controletype I en in de vrije zone aan het douanetoezicht is onttrokken, zodat daarvoor krachtens artikel 203, lid 1 van het communautair douanewetboek (2) een douaneschuld ontstaat, op hetzelfde tijdstip het belastbare feit en het verschuldigd worden van de belasting plaats op een andere grond, namelijk artikel 204, lid 1, onder a), van het communautair douanewetboek, omdat voorafgaand aan de handeling waardoor het goed aan het douanetoezicht is onttrokken, is nagelaten het goed aan te brengen bij een in het binnenland gelegen, voor een voor de vrije zone bevoegd douanekantoor en de regeling douanevervoer aldaar te beëindigen?
(1) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).
(2) Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1).