2.5.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 156/21 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Kúria (Hongarije) op 18 januari 2016 — Magyar Villamos Művek Zrt. (MVM)/Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága
(Zaak C-28/16)
(2016/C 156/30)
Procestaal: Hongaars
Verwijzende rechter
Kúria
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Magyar Villamos Művek Zrt. (MVM)
Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága
Prejudiciële vragen
1) |
Moet een holdingmaatschappij die een actieve rol speelt in het beheer van bepaalde aangelegenheden van haar dochterondernemingen of van de groep van ondernemingen als geheel, maar de kosten van de diensten die zij in het kader van haar activiteit als „moeiende” holding verricht en de btw daarover niet in rekening brengt aan die dochterondernemingen, voor die diensten worden aangemerkt als btw-plichtig? |
2) |
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, heeft een moeiende holdingmaatschappij recht op aftrek van de btw over de door haar afgenomen diensten die rechtstreeks verband houden met de belaste economische activiteit van bepaalde dochterondernemingen en hoe kan zij dat recht in voorkomend geval uitoefenen? |
3) |
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, heeft een moeiende holdingmaatschappij recht op aftrek van de btw over de door haar afgenomen diensten die in het belang zijn van de volledige groep van ondernemingen en hoe kan zij dat recht in voorkomend geval uitoefenen? |
4) |
Luidt het antwoord op de vorige vragen anders — en zo ja, in hoeverre — wanneer de moeiende holdingmaatschappij de betrokken afgenomen diensten aan haar dochterondernemingen in rekening brengt als intermediaire diensten? |