Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

23.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 22/9


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Аdministrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) op 2 november 2016 — „WIND INNOVATION 1” EOOD, in liquidatie/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” — Sofia

(Zaak C-552/16)

(2017/C 022/14)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Аdministrativen sad Sofia-grad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:„WIND INNOVATION 1” EOOD, in liquidatie

Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” — Sofia

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 176, tweede alinea, van richtlijn 2006/112/ЕG (1) aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de verplichte schrapping uit het btw-register die voortvloeit uit een wijziging van de Zakon za danak varhu dobavenata stoynost (ZDDS) (btw-wet) vanaf 1 januari 2007, op grond waarvan een door het gerecht aangestelde liquidateur niet langer kan beslissen dat een rechtspersoon waarvan de ontbinding bij rechterlijke beslissing is gelast, geregistreerd blijft op grond van de ZDDS tot zijn schrapping uit het handelsregister en die in plaats daarvan bepaalt dat de ontbinding van een rechtspersoon-handelaar, al dan niet in liquidatie, een reden is voor verplichte schrapping uit het btw-register?

2)

Moet artikel 176, tweede alinea, van richtlijn 2006/112 aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de verplichte schrapping uit het btw-register die voortvloeit uit een wijziging van de ZDDS vanaf 1 januari 2007, in het geval van een belastingplichtige die op het ogenblik van de verplichte schrapping uit het btw-register voldoet aan de voorwaarden voor een vernieuwde, verplichte btw-registratie, partij is bij lopende overeenkomsten en verklaart dat hij zijn werkzaamheden niet heeft stopgezet en een economische activiteit blijft uitoefenen, voor zover de belastingplichtige de bij de verplichte schrapping berekende en verschuldigde belasting daadwerkelijk moet betalen opdat hij een recht op aftrek heeft voor de aanwezige activa die bij de schrapping uit het register werden belast en op het ogenblik van de vernieuwde registratie aanwezig zijn? Indien de verplichte schrapping uit het register in deze omstandigheden geoorloofd is, mag het recht op aftrek voor de bij de schrapping uit het register belaste activa die op het ogenblik van de vernieuwde btw-registratie aanwezig zijn en waarmee de persoon belastbare handelingen verricht of zal verrichten, worden verbonden met de daadwerkelijke betaling van de belasting aan de staatsbegroting of kan er compensatie plaatsvinden tussen de bij de schrapping uit het register berekende belasting en het bij de vernieuwde btw-registratie vastgestelde belastingtegoed, temeer daar de belasting moet worden betaald door een persoon voor wie een recht op aftrek ontstaat?


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1)