Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

27.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 95/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzgericht (Oostenrijk) op 5 december 2016 — Kreuzmayr GmbH

(Zaak C-628/16)

(2017/C 095/10)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Kreuzmayr GmbH

Prejudiciële vragen

Vraag 1:

Moet in gevallen zoals dat in het hoofdgeding, waarin een belastingplichtige X1 over in lidstaat A opgeslagen goederen beschikt en deze goederen heeft verkocht aan een belastingplichtige X2, die ten aanzien van X1 het voornemen heeft geuit om de goederen naar lidstaat B te vervoeren en ten aanzien van hem zijn btw-identificatienummer van lidstaat B heeft gebruikt;

X2 deze goederen heeft doorverkocht aan een belastingplichtige X3, waarbij X2 en X3 overeenkwamen dat X3 de goederen van lidstaat A naar lidstaat B zou vervoeren of laten vervoeren, X3 de goederen van lidstaat A naar lidstaat B heeft vervoerd of laten vervoeren en X3 reeds in lidstaat A over de goederen kon beschikken als een eigenaar;

X2 echter niet aan X1 heeft meegedeeld dat hij de goederen reeds doorverkocht voordat zij lidstaat A verlieten,

en X1 ook niet kon weten dat het niet X2 was die de goederen van lidstaat A naar lidstaat B zou vervoeren of laten vervoeren,

het Unierecht aldus worden uitgelegd dat de plaats van levering van X1 aan X2 wordt bepaald overeenkomstig artikel 32, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG (1), zodat de levering van X1 aan X2 de intracommunautaire levering (met verplaatsing) („bewegte Lieferung”) is?

Vraag 2:

Indien vraag 1 ontkennend moet worden beantwoord, moet het Unierecht dan aldus worden uitgelegd dat X3 de btw van lidstaat B die X2 hem heeft gefactureerd, toch mag aftrekken als voorbelasting, voor zover hij de afgenomen goederen gebruikt voor zijn in lidstaat B belaste handelingen en hem geen misbruik van aftrek kan worden verweten?

Vraag 3:

Indien vraag 1 bevestigend moet worden beantwoord en X1 later te weten komt dat X3 het vervoer heeft georganiseerd en reeds in lidstaat A als een eigenaar over de goederen kon beschikken, moet het Unierecht dan aldus worden uitgelegd dat de levering van X1 aan X2 met terugwerkende kracht haar aard van intracommunautaire levering verliest (dat zij met andere woorden met terugwerkende kracht als de zogenaamde levering zonder verplaatsing — „ruhende Lieferung” — moet worden beschouwd)?


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).