Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

20.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 86/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa — CAAD) (Portugal) op 29 december 2016 — Imofloresmira — Investimentos Imobiliários S.A./Autoridade Tributária e Aduaneira

(Zaak C-672/16)

(2017/C 086/17)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa — CAAD)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Imofloresmira — Investimentos Imobiliários S.A.

Verwerende partij: Autoridade Tributária e Aduaneira

Prejudiciële vragen

1)

Is het in omstandigheden waarin onroerend goed, ook al is het niet gebruikt voor een tijdvak van twee jaar of langer, zich op de markt bevindt, dat wil zeggen beschikbaar is op de markt voor verhuur of voor gebruik als „office center”, waarbij vaststaat dat de eigenaar het voornemen heeft het goed te verhuren met toepassing van btw en al het nodige doet om dat voornemen te verwezenlijken, verenigbaar met de artikelen 167, 168, 184, 185 en 187 van richtlijn 2006/112/EG (1) van de Raad van 28 november 2006 wanneer die situatie wordt aangemerkt als „niet bedrijfsmatig wordt gebruikt” en/of „niet daadwerkelijk voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt” in de zin van artikel 26, lid 1, van de btw-wet en artikel 10, lid 1, onder b), van de regels voor afstand van de btw-vrijstelling in het kader van onroerendgoedtransacties, goedgekeurd bij wetsbesluit 21/2007 van 29 januari 2007, in hun eerdere versies, met als gevolg dat de aanvankelijk gedane aftrek moet worden herzien voor zover een hoger bedrag in aftrek is gebracht dan waartoe de belastingplichtige gerechtigd is?

2)

Bij een bevestigend antwoord, moeten de artikelen 137, 167, 168, 184, 185 en 187 van richtlijn 2006/112 aldus worden uitgelegd dat mag worden verlangd dat de belasting in één keer wordt herzien voor het volledige tijdvak dat nog niet is verstreken, zoals bepaald in artikel 10, lid 1, onder b) en c), van de regels voor afstand van de btw-vrijstelling, goedgekeurd bij wetsbesluit 21/2007 van 29 januari 2007, in hun eerdere versie, in gevallen waarin het onroerend goed niet is gebruikt voor een tijdvak van meer dan twee jaar, maar nog steeds op de markt is om te worden verhuurd (met de mogelijkheid van opzegging) en/of voor de verrichting van (belastbare) diensten, waarbij het de bedoeling is dat het goed in volgende jaren wordt gebruikt voor belastbare handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat?

3)

Moeten de artikelen 137, 167, 168 en 184 van richtlijn 2006/112 aldus worden uitgelegd dat daarmee verenigbaar zijn de gezamenlijke bepalingen van artikel 2, lid 2, onder c) en artikel 10, lid 1, onder b), van de regels voor afstand van de btw-vrijstelling bij onroerendgoedtransacties, goedgekeurd bij wetsdecreet 21/2007, op grond waarvan een belastingplichtige geen afstand kan doen van de btw-vrijstelling bij het sluiten van nieuwe verhuurovereenkomsten na de btw in één keer te hebben herzien en waardoor wordt afbreuk wordt gedaan aan de aansluitende aftrekregeling gedurende het herzieningstijdvak?


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1).