Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

27.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 27/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Polen) op 24 september 2019 – J.K./Dyrektor Izby Administracji Skarbowej w Katowicach

(Zaak C-703/19)

(2020/C 27/18)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: J.K.

Verwerende partij: Dyrektor Izby Administracji Skarbowej w Katowicach

Prejudiciële vragen

1)

Omvat het begrip „restaurantdiensten”, waarop een verlaagd btw-tarief van toepassing is [artikel 98, lid 2, gelezen in samenhang met bijlage III, punt 12 bis), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1) in samenhang met artikel 6 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2)] de verkoop van bereide schotels in omstandigheden als die in het bij de nationale rechter aanhangige geding, namelijk wanneer:

de verkoper de kopers een infrastructuur ter beschikking stelt die hen in staat stelt hun maaltijd ter plaatse te consumeren (aparte consumptieruimte, toegang tot toiletten);

er geen gespecialiseerde bediening wordt aangeboden;

er geen service in de strikte zin van het woord wordt aangeboden;

het bestelproces vereenvoudigd en gedeeltelijk geautomatiseerd is;

de klant beperkte mogelijkheden heeft om zijn bestelling te personaliseren.

2)

Is voor het antwoord op de eerste prejudiciële vraag van belang hoe de schotels worden bereid en met name dat de bereide schotels worden samengesteld uit halffabricaten, waarvan een deel aan een warmtebehandeling wordt onderworpen?

3)

Volstaat het voor de beantwoording van de eerste prejudiciële vraag vast te stellen dat de klant de loutere mogelijkheid had de aangeboden infrastructuur te gebruiken of moet worden vastgesteld dat dit element vanuit het oogpunt van de gemiddelde klant een essentieel onderdeel van de dienstverrichting is?


(1)  PB 2006, L 347, blz. 1.

(2)  PB 2011, L 77, blz. 1.