24.2.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 61/18 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Polen) op 22 november 2019 – G/Dyrektor Izby Administracji Skarbowej w Bydgoszczy
(Zaak C-855/19)
(2020/C 61/22)
Procestaal: Pools
Verwijzende rechter
Naczelny Sąd Administracyjny
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: G. Sp. z o.o.
Verwerende partij: Dyrektor Izby Administracji Skarbowej w Bydgoszczy
Prejudiciële vragen
1) |
Verzetten artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1) zich niet tegen een bepaling als artikel 103, lid 5a, van de ustawa o podatku od towarów i usług (2) (wet inzake de belasting over goederen en diensten) van 11 maart 2004, waarin is bepaald dat een belastingplichtige in het geval van intracommunautaire verwervingen van motorbrandstoffen verplicht is om, zonder daartoe te worden opgeroepen door de directeur van het douanekantoor, de bedragen van de btw te berekenen en deze over te maken op de bankrekening van het voor de betaling van de accijns bevoegde douanekantoor:
|
2) |
Verzet artikel 69 van richtlijn 2006/112/EG zich niet tegen een bepaling als artikel 103, lid 5a, van de ustawa o podatku od towarów i usług, waarin is bepaald dat een belastingplichtige in het geval van intracommunautaire verwervingen van motorbrandstoffen verplicht is om, zonder daartoe te worden opgeroepen door de directeur van het douanekantoor, de bedragen van de btw te berekenen en deze over te maken op de bankrekening van het voor de betaling van de accijns bevoegde douanekantoor:
|
3) |
Verliest een niet tijdig verrichte voorlopige vooruitbetaling op de btw in de zin van artikel 206 van richtlijn 2006/112/EG haar juridisch bestaan aan het einde van het belastingtijdvak waarvoor de voorlopige vooruitbetaling moest worden verricht? |
(1) PB 2006, L 347, blz. 1.
(2) Dz. U. 2016, volgnr. 710, zoals gewijzigd.