26.8.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 288/29 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel București (Roemenië) op 29 mei 2019 — Cabinet de avocat UR/Administrația Sector 3 a Finanțelor Publice prin Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice București și alții
(Zaak C-424/19)
(2019/C 288/36)
Procestaal: Roemeens
Verwijzende rechter
Curtea de Apel București
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Cabinet de avocat UR
Verwerende partijen: Administrația Sector 3 a Finanțelor Publice prin Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice București, Administrația Sector 3 a Finanțelor Publice, MJ, NK
Prejudiciële vragen
1) |
Valt bij de toepassing van artikel 9, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad (betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde) (1) ook de beoefenaar van het beroep van advocaat onder het begrip „belastingplichtige”? |
2) |
Is het op grond van het beginsel van voorrang van het Unierecht mogelijk dat in een latere procedure wordt afgeweken van het gezag van gewijsde van een definitieve rechterlijke uitspraak waarin in essentie is geoordeeld dat bij de toepassing en de uitlegging van de nationale regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde de advocaat geen goederen levert, geen economische activiteit verricht, en geen dienstenovereenkomsten maar overeenkomsten voor juridische dienstverlening sluit? |
(1) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1).