Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

19.9.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 359/43


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal de première instance du Luxembourg (België) op 21 juni 2022 –Cezam SA / Belgische Staat

(Zaak C-418/22)

(2022/C 359/50)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal de première instance du Luxembourg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Cezam SA

Verwerende partij: Belgische Staat

Prejudiciële vragen

1)

Verzetten de artikelen 62, [punt 2], 63, 167, 206, 250 en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1) en het evenredigheidsbeginsel, zoals uitgelegd in met name het arrest van het Hof van 8 mei 2019, EN.SA (C-712/17), gelezen in samenhang met het neutraliteitsbeginsel, zich tegen een nationale regeling als die van artikel 70, [§ 1,] van het btw-wetboek, artikel 1 van koninklijk besluit nr. 41 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, en rubriek V van bijlage G bij dit besluit, op grond waarvan in geval van onjuistheden die zijn vastgesteld bij de controle van de boekhouding met betrekking tot de inhoud ervan, de sanctie die wordt opgelegd wanneer belastbare handelingen niet of slechts gedeeltelijk zijn opgenomen in de aangifte en wanneer het bedrag van de verschuldigde belasting meer dan 1 250 EUR bedraagt, bestaat in een verminderde forfaitaire geldboete ter hoogte van 20 % van de verschuldigde belasting, zonder dat de betaalde voorbelasting, die wegens het ontbreken van een aangifte niet in aftrek is gebracht, op de verschuldigde belasting in mindering kan worden gebracht voor de berekening van de geldboete, en terwijl volgens [artikel 1, tweede alinea,] van koninklijk besluit nr. 41 de in de tabellen A tot en met J van de bijlage bij dit besluit opgenomen verminderingsschaal slechts van toepassing is indien de bestrafte overtredingen niet zijn begaan met het oogmerk de belasting te ontduiken of de ontduiking ervan mogelijk te maken?

2)

Maakt het voor het antwoord op de eerste vraag verschil of de belastingplichtige na de controle al dan niet vrijwillig de verschuldigde belasting heeft voldaan teneinde het betalingsverzuim te herstellen en daarmee het doel van waarborging van de juiste inning van de belasting te bereiken?


(1)  PB 2006, L 347, blz. 1.