Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

5.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 463/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunalul Argeş (Roemenië) op 9 augustus 2022 — SC Adient Ltd & Co.Kg / Agenţia Naţională de Administrare Fiscală, Agenţia Naţională de Administrare Fiscală — Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Ploieşti — Administraţia Judeţeană a Finanţelor Publice Argeş

(Zaak C-533/22)

(2022/C 463/19)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Tribunalul Argeş

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SC Adient Ltd & Co.Kg

Verwerende partijen: Agenţia Naţională de Administrare Fiscală, Agenţia Naţională de Administrare Fiscală — Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Ploieşti — Administraţia Judeţeană a Finanţelor Publice Argeş

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 44 van richtlijn 2006/112/EG (1) betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en de artikelen 10 en 11 van uitvoeringsverordening nr. 282/2011 (2) van de Raad houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de praktijk van de nationale belastingdienst om een onafhankelijke ingezeten rechtspersoon aan te merken als vaste inrichting van een niet-ingezeten entiteit, louter omdat beide ondernemingen tot dezelfde groep behoren?

2)

Moeten artikel 44 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en de artikelen 10 en 11 van uitvoeringsverordening nr. 282/2011 van de Raad houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de praktijk van de nationale belastingdienst waarbij wordt vastgesteld dat een niet-ingezeten entiteit beschikt over een vaste inrichting op het grondgebied van een lidstaat, uitsluitend vanwege de diensten die de ingezeten rechtspersoon verleent aan de niet-ingezeten entiteit?

3)

Moeten artikel 44 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en de artikelen 10 en 11 van uitvoeringsverordening nr. 282/2011 van de Raad houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale belastingregeling en een praktijk van de belastingdienst waarbij wordt vastgesteld dat een niet-ingezeten entiteit beschikt over een vaste inrichting op het grondgebied van een lidstaat, indien die vaste inrichting slechts goederen levert en geen diensten verricht?

4)

Indien een niet-ingezeten entiteit op het grondgebied van een lidstaat bij een ingezeten rechtspersoon beschikt over personeel en technische middelen waarmee de dienstverrichting wordt gewaarborgd voor de verwerking van de goederen die door de niet-ingezeten entiteit moeten worden geleverd, moeten de bepalingen van artikel 192 bis, onder b), van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde alsmede de artikelen 11 en 53, lid 2, van uitvoeringsverordening nr. 282/2011 van de Raad houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van de btw-richtlijn dan aldus worden uitgelegd dat die verwerkingsdiensten die worden verricht met behulp van het personeel en de technische middelen van de niet-ingezeten rechtspersoon, i) diensten zijn die de niet-ingezeten rechtspersoon ontvangt van de ingezeten entiteit door de inzet van dat personeel en die technische middelen, of, in voorkomend geval, ii) diensten die de niet-ingezeten rechtspersoon zelf met dat personeel en die technische middelen verricht?

5)

Hoe moet, afhankelijk van het antwoord op vraag 4, de plaats van een dienst worden bepaald in het licht van artikel 44 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en de artikelen 10 en 11 van uitvoeringsverordening nr. 282/2011 van de Raad houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van de btw-richtlijn?

6)

Moeten, gelet op artikel 53, lid 2, van uitvoeringsverordening nr. 282/2011 van de Raad houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van de btw-richtlijn, de activiteiten die verband houden met het verwerken van de goederen, zoals ontvangen, inventariseren, bestellingen plaatsen bij leveranciers, opslagruimte verzorgen, de voorraad beheren in de software, bestelling van klanten verwerken, het adres vermelden op de vervoersdocumenten en de factuur, ondersteuning leveren voor kwaliteitscontroles et cetera, buiten beschouwing worden gelaten bij de vaststelling of er sprake is van een vaste inrichting, aangezien die activiteiten van administratieve ondersteunende aard zijn en strikt noodzakelijk zijn voor de verwerking van de goederen?

7)

Is het, gelet op het beginsel dat de belasting wordt geheven op de plaats van verbruik of bestemming, relevant voor het bepalen van de plaats van de verwerkingsdiensten dat de goederen na verwerking voor het merendeel door de begunstigde van de diensten buiten Roemenië worden verkocht en daar dus hun bestemming hebben, en dat over de in Roemenië verkochte goederen btw wordt geheven, zodat het resultaat van de verwerkingsdiensten niet in Roemenië wordt “verbruikt” en indien dat wel gebeurt er ook btw over wordt geheven?

8)

Indien het personeel en de technische middelen van de vaste inrichting die de diensten ontvangt nagenoeg dezelfde zijn als die van de dienstverrichter die de diensten daadwerkelijk verricht, is er dan nog sprake van een dienst in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn?


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. l).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2011, L 77, blz. 1).