8.2.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 39/7 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden op 21 november 2013 — Staatssecretaris van Financiën, andere partij: Fiscale Eenheid X NV cs
(Zaak C-595/13)
2014/C 39/12
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoeker: Staatssecretaris van Financiën
Andere partij: Fiscale Eenheid X NV cs
Prejudiciële vragen
1. |
Dient artikel 13, B, aanhef en letter d, punt 6, van de Zesde richtlijn (1) aldus te worden uitgelegd dat een vennootschap die is opgericht door meer dan één belegger met enkel het doel het bijeengebrachte vermogen te beleggen in onroerende zaken, kan worden aangemerkt als een gemeenschappelijk beleggingsfonds in de zin van deze bepaling? |
2. |
Zo het antwoord op vraag 1) bevestigend is: dient artikel 13, B, aanhef en letter d, punt 6, van de Zesde richtlijn aldus te worden uitgelegd dat onder het begrip „beheer” mede moet worden begrepen de door de vennootschap aan een derde uitbestede, feitelijke exploitatie van de onroerende zaken van de vennootschap? |
(1) Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).