24.9.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 341/8 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) op 12 juli 2018 — GVC Services (Bulgaria) EOOD / Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” Sofia
(Zaak C-458/18)
(2018/C 341/09)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Administrativen sad Sofia-grad (Bulgarije)
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: GVC Services (Bulgaria) EOOD
Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” Sofia
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 2, onder a), punt i), gelezen in samenhang met bijlage I, deel A, onder ab), van richtlijn 2011/96/EU (1) aldus worden uitgelegd dat onder het begrip „de vennootschappen naar Brits recht” ook vennootschappen vallen die die naar het recht van Gibraltar zijn opgericht? |
2) |
Moet artikel 2, onder a), punt iii), gelezen in samenhang met bijlage I, deel B, van richtlijn 2011/96/EU aldus worden uitgelegd dat onder het begrip „corporation tax in het Verenigd Koninkrijk” ook de in Gibraltar verschuldigde vennootschapsbelasting valt? |
(1) Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB 2011, L 345, blz. 8).