Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

26.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 22/29


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge (België) op 16 november 2007 — NV Beleggen, Risicokapitaal, Beheer tegen Belgische Staat

(Zaak C-499/07)

(2008/C 22/54)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Brugge

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: NV Beleggen, Risicokapitaal, Beheer

Verweerder: Belgische Staat

Prejudiciële vragen

1)

Moet de richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (1), inzonderheid artikel 4, § 1, van deze richtlijn, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen het feit dat een lidstaat de vrijstelling van de uitgekeerde winst, die door een vennootschap van deze staat werd ontvangen van haar dochteronderneming in een andere lidstaat, anders dan bij de liquidatie van de dochteronderneming, toepast door eerst de uitgekeerde winst volledig in de belastbare basis op te nemen om die daarna ten beloop van 95 % van de belastbare basis af te trekken maar deze aftrek echter beperkt tot het bedrag van de winst van het belastbaar tijdperk waarin de winstuitkering heeft plaatsgehad (na aftrek van bepaalde wettelijk opgesomde bestanddelen) (artikel 205, § 2, WIB 1992 io. artikel 77 KB/WIB 1992) waardoor, indien de winst van het belastbaar tijdperk kleiner is dan het bedrag van de vermelde uitgekeerde winst, er geen overdraagbaar verlies ontstaat?

2)

Zo ja, moet de richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, inzonderheid artikel 4, § 1, van deze richtlijn, dan zo worden uitgelegd dat ze deze lidstaat verplicht de uitkering van winst, die een vennootschap van deze staat ontvangt van haar dochteronderneming uit een andere lidstaat, volledig aftrekbaar te stellen van het bedrag van de winst van het belastbaar tijdperk en het daaruit voortvloeiende verlies overdraagbaar te stellen naar een volgend belastbaar tijdperk?

3)

Wanneer voormelde richtlijn 90/435/EEG zo moet geïnterpreteerd worden dat de Belgische regeling strijdig is met artikel 4, § 1, voor winstuitkeringen ontvangen door de Belgische moedervennootschap vanwege een in de EU gevestigde dochteronderneming, moet er dan besloten worden dat genoemde bepaling van de richtlijn zich ook verzet tegen de toepassing van de Belgische regeling op winstuitkeringen ontvangen door een Belgische moedervennootschap van een Belgische dochteronderneming wanneer, zoals in casu, de Belgische wetgever bij de omzetting van de richtlijn in het Belgische recht besloten heeft zuiver interne situaties op dezelfde wijze te behandelen als door de richtlijn geregelde situaties en hij de Belgische wetgeving dus ook voor zuiver interne situaties aan de richtlijn heeft aangepast?

4)

Verzet artikel 43 van het EG-Verdrag zich tegen een wettelijke regeling van een lidstaat volgens dewelke, voor de aanslagen in de vennootschapsbelasting, de vrijstelling van de door een vennootschap in een belastbaar tijdperk ontvangen winstuitkeringen van haar dochteronderneming, gevestigd in een andere lidstaat, in de eerste lidstaat beperkt wordt tot het bedrag van de winst van het belastbaar tijdperk waarin de winstuitkering heeft plaatsgehad (na aftrek van bepaalde wettelijk opgesomde bestanddelen), terwijl een volledige vrijstelling van de winstuitkering mogelijk zou zijn indien deze vennootschap een vaste inrichting in de andere lidstaat had opgericht?


(1)  PB L 225, blz. 6.