Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

References to this case

Share

Highlight in text

Go

9.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/17


Beroep ingesteld op 30 november 2007 — Commissie/Italiaanse Republiek

(Zaak C-540/07)

(2008/C 37/24)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: R. Lyal en A. Aresu, gemachtigden)

Verwerende partij: Italiaanse Republiek

Conclusies

vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door een fiscale regeling te handhaven waarbij dividenden die worden uitgekeerd aan vennootschappen die zijn gevestigd in andere lidstaten of in staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zwaarder worden belast dan binnenlandse dividenden, niet heeft voldaan aan de krachtens artikel 56 EG en artikel 40 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte op haar rustende verplichtingen inzake vrij verkeer van kapitaal tussen de lidstaten en tussen de staten die partij zijn bij deze overeenkomst, en evenmin aan de krachtens artikel 31 van deze overeenkomst op haar rustende verplichtingen inzake vrijheid van vestiging in de staten die hierbij partij zijn;

de Italiaanse Republiek te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Europese Commissie verwijst naar de Italiaanse wetgeving ter zake, die mede haar oorsprong vindt in een aantal verdragen en die de uitkering van dividenden aan niet-Italiaanse vennootschappen (zogenaamde uitgaande dividenden) onderwerpt aan een duidelijk minder gunstige fiscale regeling dan die welke geldt voor de uitkering van dividenden aan Italiaanse vennootschappen (zogenaamde binnenlandse dividenden).

Volgens de Europese Commissie is deze wetgeving — die weldra door de Italiaanse regering zal worden gewijzigd — in strijd met het beginsel van vrij verkeer van kapitaal, voor zover zij een negatieve weerslag heeft op de winsten en de investeringsbeslissingen van niet-ingezeten aandeelhouders van Italiaanse vennootschappen en het tegelijkertijd voor deze Italiaanse vennootschappen moeilijker maakt om buitenlands kapitaal te verzamelen. Deze wetgeving is dan ook kennelijk in strijd met artikel 56 EG, volgens hetwelk alle beperkingen van het kapitaalverkeer tussen lidstaten onderling verboden zijn, en met artikel 40 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-Overeenkomst), dat het vrije kapitaalverkeer tussen de staten die partij zijn bij deze overeenkomst, op overeenkomstige wijze regelt.

Deze wetgeving kan ook in strijd zijn met het recht van vestiging zoals geregeld door artikel 31 EER, voor zover zij ook kan worden toegepast op controleparticipaties die vennootschappen die zijn gevestigd in staten die partij zijn bij deze overeenkomst, in Italiaanse vennootschappen bezitten en waarop de geharmoniseerde fiscale regeling van richtlijn 90/435/EEG (1) niet van toepassing is.

Tijdens de niet-nakomingsprocedure heeft de Europese Commissie de gelegenheid gehad om de door de Italiaanse Republiek ter rechtvaardiging van de betrokken wetgeving aangevoerde argumenten te onderzoeken en is zij tot de conclusie gekomen dat deze wetgeving niet geschikt is om het daarmee nagestreefde doel te bereiken. De Italiaanse regering heeft evenwel onlangs aangekondigd, deze wetgeving te willen wijzigen om haar in overeenstemming te brengen met het gemeenschapsrecht. Het zojuist ingestelde beroep zou dit hervormingsproces kunnen versnellen.


(1)  PB L 225, blz. 6.