8.3.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/22 |
Beroep ingesteld op 19 december 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk Spanje
(Zaak C-562/07)
(2008/C 64/33)
Procestaal: Spaans
Partijen
Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: R. Lyal en I. Martinez del Peral Cagigal, gemachtigden)
Verwerende partij: Koninkrijk Spanje
Conclusies
— |
vast te stellen dat het Koninkrijk Spanje, door de vermogenswinst die niet-ingezetenen in Spanje hebben verkregen tot 31 december 2006 anders te behandelen dan die van ingezetenen, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens de artikelen 39 EG en 56 EG en de artikelen 28 en 40 van de EER-Overeenkomst; |
— |
het Koninkrijk Spanje te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Overeenkomstig de tot 31 december 2006 geldende Spaanse wettelijke regeling werd over de vermogenswinst van niet-ingezetenen belasting met een tarief van 35 % geheven terwijl voor die van de ingezetenen een progressief tarief gold indien de vermogensbestanddelen minder dan een jaar in hun bezit bleven, en een tarief van 15 % indien die periode meer dan een jaar bedroeg. Bijgevolg was de fiscale last van de niet-ingezetenen steeds groter indien zij hun goederen een jaar na de verwerving ervan verkochten. Indien de goederen binnen een jaar na de verwerving ervan werden vervreemd, was de fiscale druk voor de niet-ingezetenen ook groter, behalve wanneer het op de ingezeten belastingplichtigen toegepaste gemiddelde tarief meer dan 35 % bedroeg (wat een zeer aanzienlijke vermogenswinst zou betekenen).
De Commissie is van mening dat er geen objectief verschil bestaat tussen de situatie van die twee categorieën van belastingplichtigen, zodat de grotere fiscale druk voor de niet-ingezetenen discriminatie oplevert waardoor het vrije verkeer van werknemers en het vrije kapitaalverkeer als bedoeld in de artikelen 39 EG en 56 EG en de artikelen 28 en 40 van de EER-Overeenkomst onrechtmatig worden beperkt