Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

29.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 79/16


Beroep ingesteld op 9 januari 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Republiek Finland

(Zaak C-10/08)

(2008/C 79/29)

Procestaal: Fins

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: I. Koskinen en D. Triantafyllou, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Finland

Conclusies

vast te stellen dat de Republiek Finland niet heeft voldaan aan de krachtens artikel 90 EG op haar rustende verplichtingen door § 5 van de autoverolaki (motorrijtuigenbelastingwet) en § 102, lid 1, punt 4, van de arvonlisäverolaki (wet op de belasting over de toegevoegde waarde) te handhaven, waarmee zij bij de motorrijtuigenbelasting voor voertuigen jonger dan 3 maanden dezelfde fiscale waarde hanteert als voor nieuwe voertuigen en voor voertuigen jonger dan 6 maanden een schaal hanteert volgens welke de waarde van het voertuig per maand met 0,8 % afneemt wanneer is vastgesteld dat zich op de Finse markt geen soortgelijke voertuigen bevinden, en evenmin aan de verplichtingen op grond van artikel 17, leden 1 en 2, van de Zesde btw-richtlijn 77/388/EEG van de Raad (1), in de nieuwe versie van de artikelen 167 en 168 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad (2), omdat Finland overeenkomstig § 5 van de autoverolaki de aftrek van de belasting van de over de verkoop te betalen btw toestaat;

de Republiek Finland te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aangezien de importeur van voertuigen in Finland btw-plichtig is, moet hij overeenkomstig § 5 van de autoverolaki over de motorrijtuigenbelasting btw afdragen aan de douaneautoriteiten, maar aangezien hij volgens § 102, lid 1, punt 4, van de arvonlisäverolaki het overeenkomstige bedrag van de over de verkoop te betalen btw kan aftrekken, blijft in de waarde van het voertuig geen btw over de motorrijtuigenbelasting meer over. De afgetrokken btw over de motorrijtuigenbelasting wordt niet van de consument geheven. Wanneer een particulier een voertuig voor het eerst in Finland registreert, moet hij ook btw over de motorrijtuigenbelasting aan de douaneautoriteiten betalen, maar kan hij die niet aftrekken. Dit stelsel, dat onderscheid maakt tussen de verkoop in verband met een belastbare economische activiteit van een btw-plichtige op verschillende handelsniveaus en de verwervingen door de eindverbruikers in andere lidstaten, betekent dat de btw over de motorrijtuigenbelasting die wordt geheven over een voertuig dat door een particulier in een andere lidstaat is aangeschaft en daarna voor het eerst in Finland wordt geregistreerd, waarschijnlijk hoger zal zijn dan de resterende btw over de motorrijtuigenbelasting over de waarde van een zelfde, reeds in Finland geregistreerd tweedehands voertuig, wanneer de motorrijtuigenbelastingplichtige ook btw-plichtig is geweest en het voertuig in verband met een belastbare economische activiteit is verkocht, aangezien in laatstgenoemd geval in de waarde van het voertuig — wegens de volledige aftrek ervan — geen btw over de motorrijtuigenbelasting is begrepen, is in strijd met artikel 90 EG.

In het arrest Siilin (C-101/00) heeft het Hof vastgesteld dat de btw over de motorrijtuigenbelasting geen btw in de zin van de Zesde btw-richtlijn is. Het op de Finse btw-wet gebaseerde recht om de btw over de motorrijtuigenbelasting voor belastbare economische activiteiten af te trekken van de btw, is in strijd met de Zesde btw-richtlijn 77/388/EEG, volgens welke enkel btw van de btw mag worden afgetrokken.

Volgens de Finse motorrijtuigenbelastingwet treedt er geen waardevermindering op bij voertuigen die minder dan 3 maanden in gebruik zijn, maar worden zij als nieuwe voertuigen belast. Er is sprake van onmiddellijke waardevermindering wanneer de voertuigen worden verkocht of in gebruik worden genomen. Dat voertuigen die minder dan 3 maanden in gebruik zijn, voor dezelfde waarde worden belast als nieuwe voertuigen, druist in tegen artikel 90 EG. In strijd met artikel 90 EG is ook de regeling van de motorrijtuigenbelastingwet dat voor voertuigen die tussen de 3 en de 6 maanden in gebruik zijn een schaal wordt toegepast volgens welke de waarde van het voertuig per maand met 0,8 % afneemt wanneer is vastgesteld dat zich op de Finse markt geen soortgelijke voertuigen bevinden, omdat met deze schaal voor lineaire waardevermindering per maand met 0,8 % niet kan worden gewaarborgd dat het bedrag van de geheven belasting in geen geval hoger is dan het bedrag van de residuele belasting die is begrepen in de waarde van dezelfde, reeds in Finland geregistreerde voertuigen.


(1)  Zesde Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).

(2)  PB L 347, blz. 1.