Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Svea hovrätt (Zweden) op 13 oktober 2008 — Otto Sjöberg/Åklagaren

(Zaak C-447/08)

(2008/C 327/28)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Svea hovrätt

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Otto Sjöberg

Verwerende partij: Åklagaren

Prejudiciële vragen

1)

Kan discriminatie op grond van nationaliteit in de nationale markt van spelen en weddenschappen in bepaalde omstandigheden worden aanvaard om dwingende redenen van algemeen belang?

2)

Indien met het restrictieve beleid op een nationale markt van spelen en weddenschappen verschillende doelstellingen worden nagestreefd waarvan één de financiering van sociale activiteiten is, kan deze laatste dan worden geacht een gunstig neveneffect van het restrictieve beleid te zijn? Zo neen, kan het restrictieve beleid dan nog aanvaardbaar zijn indien het doel van financiering van sociale activiteiten niet als hoofddoel van het restrictieve beleid kan worden beschouwd?

3)

Kan de staat als rechtvaardiging van een restrictief gokbeleid dwingende redenen van algemeen belang aanvoeren indien overheidsondernemingen spelen en weddenschappen organiseren waarvan de inkomsten toekomen aan de Staat, en een van de doelstellingen daarvan de financiering van sociale activiteiten is? Zo neen, kan het restrictieve beleid dan nog aanvaardbaar zijn indien de financiering van sociale activiteiten niet het hoofddoel is dat daarmee wordt nagestreefd?

4)

Kan een absoluut verbod van het op de markt brengen van spelen en weddenschappen die in een andere lidstaat worden georganiseerd door een aldaar gevestigd gokbedrijf dat onder toezicht staat van de autoriteiten van die lidstaat, evenredig zijn aan het doel, gokactiviteiten te controleren en er toezicht op uit te oefenen, wanneer er niet gelijktijdig beperkingen zijn op het op de markt brengen van spelen en weddenschappen die worden georganiseerd door ondernemingen die zijn gevestigd in de lidstaat met het restrictieve beleid? Hoe moet deze vraag worden beantwoord wanneer een dergelijke regeling ertoe strekt, het gokken te beperken?

5)

Mag een gokbedrijf dat een vergunning heeft om in een staat bepaalde gokactiviteiten te organiseren, en onder het toezicht staat van de bevoegde autoriteit in die staat, zijn producten in andere lidstaten op de markt brengen via bijvoorbeeld advertenties in dagbladen, zonder eerst bij de bevoegde autoriteiten van die staat een vergunning aan te vragen? Zo ja, betekent dat dan dat de regels van een lidstaat die zijn gebaseerd op het opleggen van strafsancties voor het voeren van reclame voor deelneming aan buitenlandse loterijen een belemmering opleveren van de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting die nooit kan worden aanvaard op grond van dwingende redenen van algemeen belang? Is het voor het antwoord op de eerste vraag van belang of de lidstaat waar het gokbedrijf is gevestigd dezelfde dwingende redenen van algemeen belang aanvoert als de staat waar dat bedrijf zijn gokactiviteiten op de markt wil brengen?