Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

20.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 141/23


Hogere voorziening ingesteld op 20 maart 2009 door het Koninkrijk Spanje tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer — uitgebreid) van 18 december 2008 in zaak T-211/04, Government of Gibraltar en Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland/Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-107/09 P)

2009/C 141/42

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordigers: N. Díaz Abad en J.M Rodríguez Cárcamo, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Government of Gibraltar, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het bestreden arrest van het Gerecht in zijn geheel vernietigen en een nieuw arrest wijzen waarbij beschikking 2005/261/EG van de Commissie van 30 maart 2004 inzake de steunregeling die het Verenigd Koninkrijk voornemens is ten uitvoer te leggen bij de hervorming van de vennootschapsbelasting door de regering van Gibraltar (1), rechtmatig wordt verklaard, en

verweerders in de kosten verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Schending van artikel 299, lid 4, EG volgens de uitlegging die de rechtspraak van het Hof daaraan heeft gegeven. Het bestreden arrest houdt om te beginnen geen rekening met de juridische status van Gibraltar overeenkomstig de rechtspraak van het Hof (arresten van 23 september 2003 en 12 september 2006), omdat daarbij niet wordt verklaard dat Gibraltar bij het Verdrag van Utrecht van 1713 door de Spaanse Koning aan de Britse Kroon werd afgestaan, en omdat de omschrijving van die status op vele punten onjuist is. Verder maakt het ook inbreuk op artikel 299, lid 4, EG, voor zover het Gibraltar de mogelijkheid biedt zich op fiscaal gebied los te maken van het Verenigd Koninkrijk, wat betekent dat het Verenigd Koninkrijk de buitenlandse betrekkingen van Gibraltar op dat gebied niet meer behartigt waardoor Gibraltar de facto tot een nieuwe lidstaat op fiscaal gebied wordt.

2.

Schending van artikel 87, lid 1, EG omdat het Gerecht dit heeft uitgelegd op een wijze die de toepassing ervan door de Gemeenschap in de strijd tegen de door de OESO als belastingparadijzen aangemerkte landen belet. Gibraltar is een belastingparadijs volgens de OESO. Daar het bestreden arrest een vergelijking tussen de activiteit van ondernemingen in Gibraltar en die van ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk onmogelijk acht, gaat het in tegen de beginselen van deze organisatie, volgens welke maatregelen die in Gibraltar algemeen kunnen zijn, nadelig kunnen zijn voor haar lidstaten, waaronder zich het Verenigd Koninkrijk bevindt.

3.

Schending van het richtsnoer van de ECB van 16 juli 2004 in het kader van de toepassing van artikel 87, lid 1, EG. Het Europees Stelsel van centrale banken beschouwt Gibraltar, samen met 37 andere gebieden, als een offshore-economie die op het gebied van betalingsbalansstatistieken, internationale investeringspositie en internationale reserves verschilt van het Verenigd Koninkrijk. De analyse van het bestreden arrest dat een vergelijking tussen de activiteit van ondernemingen in Gibraltar en die van ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk belet, is in strijd met deze definitie die deze vergelijking wel mogelijk acht en leidt tot een toepassing van artikel 87, lid 1, EG, en dus tot een schending van een verbindend voorschrift van gemeenschapsrecht, zoals het richtsnoer van de ECB van 16 juli 2004.

4.

Inbreuk op artikel 87, lid 1, EG wegens schending van de voorwaarde dat het gaat om een steunmaatregel van „een staat of met staatsmiddelen bekostigd”. Aangezien Gibraltar overeenkomstig artikel 299, lid 4, EG een grondgebied is dat geen deel uitmaakt van een lidstaat, staat de vaststelling van het arrest dat dit referentiekader uitsluitend overeenkomt met de geografische grenzen van het grondgebied van Gibraltar, gelijk met de kwalificatie ervan als lidstaat, omdat anders nooit kan worden voldaan aan de voorwaarde dat het gaat om een steunmaatregel van „een staat of met staatsmiddelen bekostigd”.

5.

Schending van het discriminatieverbod omdat de Azoren-rechtspraak ongerechtvaardigd wordt toegepast op een situatie die verschilt van dat waarop voornoemd arrest betrekking heeft. Er zijn twee verschillen tussen de zaak Azoren en de zaak die in het bestreden arrest is onderzocht. Enerzijds zijn de Azoren een grondgebied van een lidstaat, wat bij Gibraltar niet het geval is, en anderzijds werd in de zaak Azoren een belastingverlaging van de vennootschapsbelasting onderzocht, terwijl het in het geval van Gibraltar gaat om een nieuw algemeen vennootschapsbelastingstelsel.

6.

Inbreuk op artikel 87, lid 1, EG, omdat volgens het bestreden arrest niet was voldaan aan de voorwaarden voor staatssteun vanuit het oogpunt van regionale selectiviteit. Het Koninkrijk Spanje stelt zich met name op het standpunt dat in het arrest is blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omdat daarbij de drie in het arrest Azoren gestelde voorwaarden met betrekking tot de politieke, procedurele en economische autonomie vervuld zijn geacht.

7.

Onjuiste rechtsopvatting wegens de weigering om de door het Koninkrijk Spanje in eerste aanleg gestelde vierde voorwaarde te beoordelen en toe te passen. Zelfs wanneer de drie voorwaarden van het arrest Azoren vervuld werden geacht, had een vierde harmonisatiecriterium in het kader van het nationale belastingstelsel van de lidstaat waarvan de maatregel afkomstig is, moeten worden verlangd.

8.

Inbreuk op artikel 87, lid 1, EG, omdat volgens het arrest niet was voldaan aan de voorwaarden voor staatssteun vanuit het oogpunt van materiële selectiviteit. Zelfs wanneer ervan wordt uitgegaan dat Gibraltar een autonoom referentiekader is waarin wordt voldaan aan de voorwaarden van het arrest Azoren, heeft het arrest artikel 87, lid 1, EG geschonden bij het onderzoek van de materiële selectiviteit, omdat het Gerecht in zijn analyse er geen rekening mee heeft gehouden dat met de hervorming van de vennootschapsbelasting die Gibraltar wenst uit te voeren, een regeling wordt gecreëerd waarbij voor 28 798 van de 29 000 aldaar bestaande vennootschappen een nultarief kan gelden. Eerstgenoemde ondernemingen worden door de maatregel bijzonder bevoordeeld en het bestreden arrest heeft artikel 87, lid 1, EG geschonden omdat het dit niet heeft erkend. Anders dan in het arrest wordt gesteld, heeft de Commissie voorts wel degelijk het algemene belastingstelsel bepaald.

9.

Ontoereikende motivering van het bestreden arrest omdat daarbij de door het Koninkrijk Spanje aangevoerde vierde voorwaarde niet is onderzocht.

10.

Schending van het fundamentele recht op de beslechting van het geding binnen een redelijke termijn omdat deze procedure voor het Gerecht nagenoeg tweemaal zo lang heeft geduurd als een normale zaak zonder dat daarvoor enige rechtvaardiging bestaat, en dit van wezenlijke invloed op het geding is.

11.

Schending van artikel 77, sub a en b, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht omdat de procedure, partijen gehoord, niet formeel is geschorst.


(1)  PB L 85, blz. 1.