Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

20.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/15


Hogere voorziening ingesteld op 5 augustus 2010 door Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer — uitgebreid) van 21 mei 2010 in de gevoegde zaken T-425/04, T-444/04, T-450/04 en T-456/04, Frankrijk e.a./Commissie

(Zaak C-401/10 P)

()

2010/C 317/28

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Giolito, D. Grespan en S. Thomas, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Franse Republiek, France Télécom SA, Bouygues SA, Bouygues Télécom SA, Association française des opérateurs de réseaux et services de télécommunications (AFORS Télécom)

Conclusies

het bij faxbericht van 25 mei 2010 aan de Commissie officieel ter kennis gebrachte arrest van het Gerecht van de Europese Unie (Derde kamer — uitgebreid) van 21 mei 2010 in de gevoegde zaken T-425/04, T-444/04, T-450/04 en T-456/04 vernietigen voor zover daarbij:

artikel 1 van beschikking 2006/621/EG van de Commissie van 2 augustus 2004 betreffende de door Frankrijk ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van France Télécom (1) nietig is verklaard;

de Commissie is verwezen in haar eigen kosten alsmede in die welke de Franse Republiek en France Télécom in de zaken T-425/04 en T-444/04 zijn opgekomen;

de zaak voor een nieuwe behandeling naar het Gerecht terugwijzen;

de beslissing omtrent de kosten aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert de Commissie drie middelen aan.

Als eerste middel voert de Commissie aan dat het arrest van het Gerecht op verschillende punten een tegenstrijdige motivering bevat. Dit is met name het geval waar het Gerecht in het bestreden arrest oordeelt dat de verklaringen, daaronder begrepen de aankondiging van het aandeelhoudersvoorschot op 4 december 2002, als een geheel kunnen worden beoordeeld om uit maken of France Télécom een voordeel heeft gekregen, terwijl het om uit te maken of staatsmiddelen op het spel waren gezet, van mening is dat er een diepe kloof is tussen de aankondiging van het aandeelhoudersvoorschot en de verschillende verklaringen van de staat die daaraan zijn voorafgegaan.

Als tweede middel, dat uit vier onderdelen bestaat, voert de Commissie aan dat het Gerecht in verschillende opzichten artikel 87, lid 1, EG juncto artikel 230 EG heeft geschonden. Zo zou het Gerecht het begrip steun verkeerd hebben opgevat door te eisen dat het voordeel nauw verknocht is met het op het spel staan van staatsmiddelen (eerste onderdeel), door niet te willen erkennen dat de aankondiging en het aanbieden van een aandeelhoudersvoorschot door de Franse staat aan France Télécom staatsmiddelen op het spel zette (tweede onderdeel), en door het criterium van de voorzichtige particuliere investeerder niet te hanteren om uit te maken of France Télécom een voordeel had gekregen (derde onderdeel). Bovendien zou het Gerecht zijn voorbijgegaan aan de beoordelingsmarge die de Commissie bij het verrichten van ingewikkelde economische analyses heeft, en aan die beoordelingsmarge ook zijn voorbijgegaan bij het beoordelen van de opportuniteit van de betrokken beschikking (vierde onderdeel).

Als derde middel stelt de Commissie dat het Gerecht de bestreden beschikking onjuist heeft opgevat door te oordelen dat zij het bestaan van een afzonderlijk voordeel voortvloeiend uit het aanbieden van een kredietlijn van 9 miljard EUR aan France Télécom nader had moeten motiveren, en door een diepe kloof vast te stellen tussen de sinds juli 2002 afgelegde verklaringen en de aankondiging van het aandeelhoudersvoorschot op 4 december 2002.


(1)  PB L 257, blz. 11.