Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/23


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte Suprema di Cassazione (Italië) op 23 augustus 2010 — Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/3 M Italia Spa

(Zaak C-417/10)

()

2010/C 288/41

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte Suprema di Cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

Verwerende partij: 3 M Italia Spa

Prejudiciële vragen

1)

Vormt het verbod op misbruik van recht op belastinggebied, zoals gedefinieerd in de zaken C-255/02, Halifax, en C-425/06, Part Service, alleen een fundamenteel beginsel van gemeenschapsrecht op het gebied van geharmoniseerde belastingen en in materies die in afgeleid gemeenschapsrecht zijn geregeld, of strekt het zich, in gevallen van misbruik van fundamentele vrijheden, mede uit tot de gebieden van niet geharmoniseerde belastingen, zoals de directe belastingen, wanneer het gaat om de belastingheffing op grensoverschrijdende transacties, zoals in het geval waarin een vennootschap genotsrechten verwerft op aandelen van een andere, in een andere lidstaat of in een derde staat gevestigde vennootschap?

2)

Bestaat er, het antwoord op de eerste vraag buiten beschouwing gelaten, een communautair belang dat de lidstaten passende maatregelen treffen ter bestrijding van belastingontwijking op het gebied van niet geharmoniseerde belastingen? Staat aan dat belang in de weg de niet-toepassing — in het kader van een belastingkwijtschelding — van het verbod op misbruik van recht, dat ook als regel van nationaal recht is erkend, en is in dat geval sprake van schending van de uit artikel 4, lid 3, VEU af te leiden beginselen?

3)

Kan uit de beginselen die de interne markt beheersen het verbod worden afgeleid, naast buitengewone maatregelen waarbij volledig van belastingheffing wordt afgezien, een buitengewone maatregel te treffen ter beslechting van belastinggeschillen, waarvan de toepassing beperkt is in de tijd en waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat slechts een deel van de verschuldigde belasting, dat aanzienlijk minder bedraagt dan het verschuldigde bedrag, wordt voldaan?

4)

Staan het beginsel van non-discriminatie en de regels inzake staatssteun in de weg aan de regeling ter schikking van belastinggeschillen zoals in deze zaak aan de orde?

5)

Staat het beginsel van doeltreffende toepassing van het gemeenschapsrecht in de weg aan een buitengewone, in de tijd beperkte procedureregeling die de hoogste rechter, die prejudiciële vragen over de geldigheid en de uitlegging aan het Hof van Justitie van de Europese Unie dient voor te leggen, de rechtmatigheidstoetsing (inzonderheid het toezicht op een juiste uitlegging en toepassing van het gemeenschapsrecht) onttrekt?