Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

26.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 95/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Brussel (België) op 7 januari 2011 — NV Waypoint Aviation/Belgische Staat — FOD Financiën

(Zaak C-9/11)

2011/C 95/06

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Hof van Beroep te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: NV Waypoint Aviation

Verwerende partij: Belgische Staat — FOD Financiën

Prejudiciële vragen

1)

Staat artikel 49 EG in de weg aan de toepassing van een nationale wetsbepaling zoals artikel 29, 2o, sub d, van de wet van 11 april 1983, voor zover:

enerzijds, volgens deze bepaling een fiscaal verrekenbaar tegoed, te weten de fictieve roerende voorheffing, kan worden toegekend aan de begunstigden van de opbrengsten van schuldvorderingen of leningen die zijn toegestaan aan een coördinatiecentrum in de zin van koninklijk besluit nr. 187 van 30 december 1982 betreffende de oprichting van coördinatiecentra, indien de vennootschap, die de door of via het coördinatiecentrum geleende middelen gebruikt om een lichamelijk goed te kopen dat zij in België gebruikt voor de uitoefening van haar beroepsactiviteit, het gebruiksrecht overdraagt aan een vennootschap die deel uitmaakt van dezelfde groep van vennootschappen en in België is gevestigd, terwijl, anderzijds, volgens deze bepaling de toekenning van een fiscaal verrekenbaar tegoed niet mogelijk is indien dezelfde vennootschap een recht van gebruik van hetzelfde lichamelijke goed overdraagt aan een vennootschap die behoort tot dezelfde groep van vennootschappen maar in een andere lidstaat dan België is gevestigd?

2)

Dient artikel 10 EG, juncto artikel 49 EG, aldus te worden opgevat dat het zich verzet tegen de uitlegging van artikel 29, 2o, sub d, van de wet van 11 april 1983, volgens welke de toekenning van een fiscaal verrekenbaar tegoed, namelijk de fictieve roerende voorheffing, aan de begunstigden van de opbrengsten van schuldvorderingen of van leningen die zijn toegestaan aan een coördinatiecentrum in de zin van koninklijk besluit nr. 187 van 30 december 1982 betreffende de oprichting van coördinatiecentra, afhankelijk zou zijn van de voorwaarde dat geen enkele vennootschap van de groep — en dus niet alleen de vennootschap die het lichamelijk goed dankzij deze financiering heeft verkregen en het in België gebruikt voor de uitoefening van haar beroepsactiviteit — een recht van gebruik van het lichamelijk goed dat is gefinancierd door middel van deze schuldvorderingen of leningen, aan een lid van de groep gevestigd in een andere lidstaat mag overdragen?