Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

References to this case

Share

Highlight in text

Go

14.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen Sad Varna (Bulgarije)op 7 maart 2011 — EON ASSET MANAGEMENT OOD/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto”

(Zaak C-118/11)

2011/C 145/21

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen Sad Varna

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: EON ASSET MANAGEMENT OOD

Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto”, gr. Varna, pri Sentralno Upravlenie na Natsionalna Agentsia po Prihodite

Prejudiciële vragen

1)

Hoe dient de in artikel 168 van richtlijn 2006/112 (1) vermelde voorwaarde „worden gebruikt” te worden uitgelegd, en — in het kader van de beoordeling van de oorspronkelijke totstandkoming van het recht op aftrek van voorbelasting — op welk tijdstip moet deze voorwaarde zijn vervuld: reeds in het belastingtijdvak van de aanschaf van de goederen of van de ontvangst van de diensten, of volstaat het dat zij in een toekomstig belastingtijdvak wordt vervuld?

2)

Is in het licht van artikelen 168 en 176 van richtlijn 2006/112 een juridische regeling zoals de nationale regeling van artikel 70, lid 1, nr. 2, van de btw-wet toegelaten die het mogelijk maakt „voor handelingen om niet of voor andere activiteiten dan de economische activiteit van de belastingplichtige bestemde” goederen en diensten van meet af aan uit het systeem van aftrek van voorbelasting uit te sluiten?

3)

Ingeval vraag 2 bevestigend wordt beantwoord: dient artikel 176 van richtlijn 2006/112 aldus te worden uitgelegd dat een lidstaat die gebruik wil maken van de hem verleende mogelijkheid van uitsluiting van het recht op aftrek van voorbelasting voor bepaalde goederen en diensten, en die de categorieën van uitgaven als volgt heeft gedefinieerd: de goederen of diensten zijn bestemd voor handelingen om niet of voor andere activiteiten dan de economische activiteit van de belastingplichtige, behoudens in de gevallen van artikel 70, lid 3, van de btw-wet, heeft voldaan aan de voorwaarde van bepaling van een categorie voldoende gedefinieerde goederen en diensten, dit wil zeggen deze op grond van hun aard te definiëren?

4)

Naargelang het antwoord op vraag 3: hoe dient de bestemming (het gebruik respectievelijk het toekomstige gebruik) van de door de belastingplichtige aangeschafte goederen of diensten in het licht van artikelen 168 en 173 van richtlijn 2006/112 te worden beoordeeld: als voorwaarde voor de oorspronkelijke totstandkoming van het recht op aftrek van voorbelasting of als grondslag voor de vaststelling van een correctie van het bedrag van de aftrek van voorbelasting?

5)

Indien de bestemming (het gebruik) als grondslag voor de vaststelling van een correctie van het bedrag van de aftrek van voorbelasting dient te worden beschouwd, hoe moet artikel 173 van richtlijn 2006/112 dan worden uitgelegd: voorziet het eveneens in de vaststelling van een correctie in die gevallen waarin goederen en diensten aanvankelijk voor een niet-belaste activiteit worden gebruikt of na hun aanschaf helemaal niet worden gebruikt, maar toch ter beschikking staan van de onderneming en in een [belasting]tijdvak na de aanschaf ervan voor een belastbare activiteit van de belastingplichtige worden gebruikt?

6)

Indien artikel 173 van richtlijn 2006/112 aldus moet worden uitgelegd dat de correctie waarin die bepaling voorziet, ook geldt voor de gevallen waarin de goederen of diensten na de aanschaf ervan aanvankelijk voor een niet-belaste activiteit worden gebruikt of helemaal niet worden gebruikt, maar daarna toch voor de belastbare activiteit van de belastingplichtige worden gebruikt, dient dan — in het licht van de beperking van artikel 70, lid 1, nr. 2, van de btw-wet en de omstandigheid dat volgens artikel 79, lid 1 en lid 2, van de btw-wet correcties slechts in die gevallen worden vastgesteld waarin goederen, waarvan het oorspronkelijke gebruik voldoet aan de voorwaarden voor een aftrek van voorbelasting, later worden bestemd voor een gebruik dat niet voldoet aan deze voorwaarden — te worden aangenomen dat de lidstaat zijn verplichting heeft vervuld het recht op aftrek van voorbelasting voor alle belastingplichtigen op een zo betrouwbare en rechtvaardig mogelijke wijze te regelen?

7)

Naargelang het antwoord op deze vragen: moet ervan worden uitgegaan dat een overeenkomstig de Bulgaarse btw-wet geregistreerde persoon krachtens de in de btw-wet bepaalde beperkingsregeling van het recht op aftrek van voorbelasting respectievelijk de correctieregeling van het bedrag van aftrek van voorbelasting in de omstandigheden als deze van het hoofdgeding en in het licht van artikel 168 van richtlijn 2006/112, recht heeft op aftrek van voorbelasting inzake door een andere belastingplichtige aan hem geleverde goederen respectievelijk voor hem verrichte diensten in het [belasting]tijdvak waarin deze goederen hem werden geleverd respectievelijk deze diensten voor hem werden verricht en de belasting verschuldigd is geworden?


(1)  PB L 347, blz. 1.