Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

References to this case

Share

Highlight in text

Go

18.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Jász-Nagykun-Szolnok Megyei Bíróság (Republiek Hongarije) op 23 maart 2011 — Péter Dávid/Nemzeti Adó- és Vámhivatal Észak-alföldi Regionális Adó Főigazgatósága

(Zaak C-142/11)

2011/C 179/17

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Jász-Nagykun-Szolnok Megyei Bíróság

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Péter Dávid

Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Észak-alföldi Regionális Adó Főigazgatósága

Prejudiciële vragen

1)

Moet de regeling inzake de aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) (1) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/115/EG (2) van de Raad van 20 december 2001 (hierna: „Zesde richtlijn”), of van richtlijn 2006/112/EG (3) van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, die van toepassing was in 2007, aldus worden uitgelegd dat de belastingdienst — op grond van objectieve aansprakelijkheid — het recht op aftrek dat de belastingplichtige wil uitoefenen, kan beperken of hem dit kan ontzeggen indien de opsteller van de factuur niet kan aantonen dat het beroep op de overige onderaannemers rechtsgeldig is gebeurd?

2)

Kan de belastingdienst, indien deze de verrichting van de in de factuur vermelde economische activiteit niet betwist en deze factuur ook aan de in de wet gestelde vormvoorwaarden voldoet, dan rechtmatig de teruggaaf van de btw weigeren wanneer het niet mogelijk is om de identiteit vast te stellen van de overige onderaannemers waarop de opsteller van de factuur een beroep heeft gedaan of wanneer de opstelling van facturen door de onderaannemers niet aan het toepasselijke recht voldoet?

3)

Moet de belastingdienst die het recht op aftrek weigert in de omstandigheden als bedoeld in de tweede vraag in de administratieve procedure bewijzen dat de belastingplichtige die het recht op aftrek uitoefent, wist dat de ondernemingen die na hem kwamen in de reeks van onderaannemers onrechtmatig handelden, eventueel om belastingen te ontduiken, of zelfs dat deze belastingplichtige met hen samenspande?


(1)  PB L 145, blz. 1.

(2)  Richtlijn tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 15, blz. 24).

(3)  PB L 347, blz. 1.