Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

20.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 207/3


Beroep ingesteld op 5 april 2013 — Europese Commissie/Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

(Zaak C-172/13)

2013/C 207/04

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: W. Roels, R. Lyal, gemachtigden)

Verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Conclusies

vaststellen dat het Verenigd Koninkrijk, door voor de grensoverschrijdende groepsaftrek voorwaarden te stellen waardoor het in de praktijk nagenoeg onmogelijk is deze aftrek te verkrijgen, en door deze aftrek te beperken tot tijdvakken na 1 april 2006, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 31 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Na het arrest in zaak C-446/03, Marks & Spencer, heeft het Verenigd Koninkrijk zijn wetgeving gewijzigd met betrekking tot de wijze waarop het verlies van een groepsvennootschap overdraagbaar is en in mindering kan worden gebracht door een andere groepsvennootschap teneinde haar belastingschuld te verlagen (regels inzake groepsaftrek). De bepalingen betreffende het verlies van niet-ingezeten vennootschappen zijn thans vervat in Part 5 van de Corporation Tax Act 2010.

Overeenkomstig de thans geldende wetgeving van het Verenigd Koninkrijk kan een groepsvennootschap slechts een belastingkrediet voor het verlies van een niet-ingezeten groepsvennootschap verkrijgen wanneer laatstbedoelde vennootschap in haar lidstaat van vestiging geen mogelijkheid tot verliesaftrek heeft. Voor een mogelijke groepsaftrek in de toekomst is het op basis van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk nagenoeg onmogelijk aan te tonen dat aan deze voorwaarde is voldaan, aangezien die mogelijkheid moet worden bepaald „onmiddellijk na het einde” van het belastingjaar waarin het verlies is geleden. Praktisch gezien is het onmogelijk aan deze voorwaarde te voldoen. Bijgevolg is op basis van de wetgeving elke aftrek van het verlies van een niet-ingezeten dochteronderneming uitgesloten, hetgeen in strijd is met het beginsel van de vrijheid van vestiging, zoals uitgelegd in het arrest Marks & Spencer, reeds aangehaald.

Daarenboven gelden de nieuwe regels inzake de groepsaftrek van buitenlandse verliezen enkel wanneer het verlies na 1 april 2006 is geleden, zijnde de datum van inwerkingtreding van deze regels. Deze beperking in de tijd (waardoor aftrek van vóór die datum geleden verlies wettelijk uitgesloten is) is in strijd met de vrijheid van vestiging.