Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

25.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/11


Beroep ingesteld op 20 november 2013 — Europese Commissie/Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-591/13)

2014/C 24/20

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: W. Mölls en W. Roels, gemachtigden)

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Conclusies

vaststellen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door bepalingen vast te stellen en te handhaven op grond waarvan de belastingheffing over stille reserves die bij vervreemding onder bezwarende titel van bepaalde investeringsgoederen zijn gerealiseerd, door „overdracht” op nieuw aangeschafte of vervaardigde investeringsgoederen wordt uitgesteld tot aan de verkoop ervan, voor zover laatstgenoemde goederen behoren tot het investeringsvermogen van een binnenlandse vaste inrichting van de belastingplichtige, terwijl een dergelijk uitstel niet mogelijk is voor zover diezelfde goederen behoren tot het investeringsvermogen van een zich in een andere lidstaat of een andere staat van de Europese Economische Ruimte bevindende vaste inrichting van de belastingplichtige, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 49 VWEU en artikel 31 van de EER-Overeenkomst (1).

de Bondsrepubliek Duitsland verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Krachtens de Duitse regeling wordt bij vervreemding van bepaalde tot het ondernemingsvermogen behorende investeringsgoederen de daaruit voortvloeiende winst niet meteen belast, wanneer de belastingplichtige binnen een bepaald tijdvak wederom bepaalde, tot het ondernemingsvermogen behorende, investeringsgoederen aanschaft of vervaardigt. In dit geval wordt de belastingheffing over de genoemde vervreemdingswinst uit de oorspronkelijke goederen door middel van een „overdracht” van de oorspronkelijke stille reserves tot aan de vervreemding van de nieuw aangeschafte of vervaardigde goederen uitgesteld. Dit uitstel kan echter enkel worden verleend wanneer de nieuw aangeschafte of vervaardigde goederen behoren tot het investeringsvermogen van een binnenlandse vaste inrichting, doch niet wanneer de desbetreffende vaste inrichting zich in een andere lidstaat of een andere staat van de Europese Economische Ruimte bevindt. Volgens de Commissie is dit in strijd met de vrijheid van vestiging.


(1)  Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, PB 1994, L 1, blz. 3.