Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

12.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 7/18


Beroep ingesteld op 3 november 2014 — Europese Commissie/Franse Republiek

(Zaak C-485/14)

(2015/C 007/24)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J.-F. Brakeland en W. Roels, gemachtigden)

Verwerende partij: Franse Republiek

Conclusies

vaststelling dat de Franse Republiek haar verplichtingen uit hoofde van artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en van artikel 40 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte niet is nagekomen door kosteloos vrijstelling te verlenen van erf- en schenkbelasting over giften en legaten aan louter openbare instellingen en organisaties of instellingen en organisaties van openbaar nut die zijn gevestigd in Frankrijk of in een lidstaat of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en met Frankrijk een bilaterale overeenkomst heeft gesloten, en

verwijzing van de Franse Republiek in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens de Commissie kent de Franse wetgeving, zoals uitgelegd door de belastingdienst, kosteloos vrijstelling van erf- en schenkbelasting over giften en legaten aan openbare instellingen en organisaties of instellingen en organisaties van openbaar nut die zijn gevestigd in Frankrijk of in een lidstaat of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en met Frankrijk een bilaterale overeenkomst heeft gesloten. De Commissie is van mening, dat dit een beperking vormt van het kapitaalverkeer die in strijd is met de bepalingen van de artikelen 56 EG en 40 EER.

Ter verdediging van haar keuze verklaart de Franse Republiek primair dat de Franse wetgeving een onderscheid maakt tussen belastingplichtigen die zich niet in objectief vergelijkbare omstandigheden bevinden, en voert zij subsidiair een reden van algemeen belang aan die is gegrond op de noodzaak de belastinginning te verzekeren.

De Commissie betwist deze rechtvaardiging. Volgens de Commissie maken de litigieuze bepalingen een onderscheid op basis van zuiver geografische criteria. De Commissie is daarnaast van mening dat het beroep op het algemeen belang niet voldoet aan de voorwaarden die in de rechtspraak, en in het bijzonder in het arrest Persche (1), zijn vastgesteld. Ten slotte is de Commissie van mening dat het hoe dan ook gaat om een onevenredige beperking van het kapitaalverkeer.


(1)  Arrest Persche, C-318/07, EU:C:2009:33.